ECLI:NL:RBZWB:2018:2657
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering Wajong-uitkering aan jonggehandicapte op basis van arbeidsvermogen
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 april 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een jonggehandicapte eiseres en het UWV over de weigering van een Wajong-uitkering. Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV van 21 september 2017, waarin haar aanvraag voor een Wajong-uitkering werd afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres, geboren in 1999, een aanvraag voor de beoordeling van haar arbeidsvermogen had ingediend op 25 oktober 2016. Het UWV had in zijn besluit de medische situatie van eiseres beoordeeld aan de hand van rapportages van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen, die concludeerden dat eiseres over basale werknemersvaardigheden beschikt en in staat is om een eenvoudige taak uit te voeren in een arbeidsorganisatie.
Tijdens de zitting op 4 april 2018 heeft eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde en haar mentor, haar standpunt toegelicht. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, waaronder de stelling dat zij geen basale werknemersvaardigheden heeft en niet zelfstandig kan werken, zorgvuldig gewogen. De rechtbank oordeelde dat het UWV voldoende had aangetoond dat eiseres in staat is om één uur aaneengesloten te werken en dat er geen beperkingen zijn die haar verhinderen om vier uur per dag belastbaar te zijn. De rechtbank heeft ook de bezwaren van eiseres tegen de afwezigheid van de verzekeringsarts bij de hoorzitting verworpen, omdat de verzekeringsarts voldoende dossieronderzoek had verricht.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de weigering van de Wajong-uitkering door het UWV standhoudt. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de beslissing openbaar uitgesproken.