ECLI:NL:RBZWB:2018:2657

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 mei 2018
Publicatiedatum
2 mei 2018
Zaaknummer
AWB 17_7049
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering Wajong-uitkering aan jonggehandicapte op basis van arbeidsvermogen

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 april 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een jonggehandicapte eiseres en het UWV over de weigering van een Wajong-uitkering. Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV van 21 september 2017, waarin haar aanvraag voor een Wajong-uitkering werd afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres, geboren in 1999, een aanvraag voor de beoordeling van haar arbeidsvermogen had ingediend op 25 oktober 2016. Het UWV had in zijn besluit de medische situatie van eiseres beoordeeld aan de hand van rapportages van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen, die concludeerden dat eiseres over basale werknemersvaardigheden beschikt en in staat is om een eenvoudige taak uit te voeren in een arbeidsorganisatie.

Tijdens de zitting op 4 april 2018 heeft eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde en haar mentor, haar standpunt toegelicht. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, waaronder de stelling dat zij geen basale werknemersvaardigheden heeft en niet zelfstandig kan werken, zorgvuldig gewogen. De rechtbank oordeelde dat het UWV voldoende had aangetoond dat eiseres in staat is om één uur aaneengesloten te werken en dat er geen beperkingen zijn die haar verhinderen om vier uur per dag belastbaar te zijn. De rechtbank heeft ook de bezwaren van eiseres tegen de afwezigheid van de verzekeringsarts bij de hoorzitting verworpen, omdat de verzekeringsarts voldoende dossieronderzoek had verricht.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de weigering van de Wajong-uitkering door het UWV standhoudt. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de beslissing openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 17/7049 Wajong

uitspraak van 25 april 2018 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. J.G. Van Ek,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven) verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 21 september 2017 (bestreden besluit) van het UWV inzake de weigering aan haar een uitkering ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong 2015) toe te kennen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 4 april 2018. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en door [naam mentor] (mentor van eiseres) en
[naam begeleider eiseres] (begeleider van eiseres). Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger vwr] .

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres, geboren op [geboortedag] 1999, heeft op 25 oktober 2016 een aanvraag voor de beoordeling van haar arbeidsvermogen gedaan.
Bij besluit van 10 februari 2017 (primair besluit) heeft het UWV geweigerd aan eiseres een Wajong-uitkering toe te kennen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij bestreden besluit is dat bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2. Op grond van artikel 1a:1, eerste lid, van de Wajong 2015 is jonggehandicapte de ingezetene die:
a. op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft;
b. na de in onderdeel a bedoelde dag als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en in het jaar, onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop dit is ingetreden, gedurende ten minste zes maanden studerende was.
Ingevolge het vierde lid van artikel 1a:1 van de Wajong wordt in Hoofdstuk 1A van de Wajong onder duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben de situatie verstaan waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen. In het zesde lid van voornoemd artikel is bepaald dat de beoordeling van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie wordt gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en voor zover nodig een arbeidskundig onderzoek. Volgens het zevende lid maakt de verzekeringsarts bij de beoordeling, bedoeld in het zesde lid, zo veel mogelijk gebruik van wetenschappelijke inzichten die de beoordeling van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie kunnen ondersteunen.
In artikel 1a:1, achtste lid, van de Wajong 2015 is bepaald dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur met betrekking tot het eerste, vierde en zesde lid nadere regels worden gesteld. Bedoelde algemene maatregel van bestuur is het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (het Schattingsbesluit).
Op grond van artikel 1a:2 van de Wajong 2015 heeft de jonggehandicapte recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering, tenzij op hem een uitsluitingsgrond, als bedoeld in artikel 1a:6, eerste lid, van toepassing is.
Op grond van artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit), zoals dat luidt per 1 januari 2015, heeft betrokkene geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie als bedoeld in de artikelen 1a:1, eerste lid, 2:4, eerste lid, en 3:8a, eerste lid, van de Wajong, indien hij:
a. geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
b. niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
c. niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
d. niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.
In het tweede lid van artikel 1a is bepaald dat een taak als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, de kleinste eenheid van een functie is en bestaat uit één of meerdere handelingen.
3. Uit de regelgeving volgt dat het UWV moet beoordelen of eiseres aan ten minste een van de vier genoemde voorwaarden van artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit voldoet en, indien dat het geval is, moet beoordelen of deze situatie duurzaam is. Daarbij maakt het UWV geen gebruik van de in zogenoemde schattingszaken gebruikte Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS)-systematiek, maar is gekozen voor de Sociaal Medische Beoordeling Arbeidsvermogen (SMBA)-systematiek. Bij deze beoordeling staat de ‘International Classification of Functioning, Disability and Health’ centraal. Voor het toepassen van de SMBA-systematiek heeft verweerder het ‘Compendium Participatiewet’ vastgesteld.
4.1
Het bestreden besluit is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts, een verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b), een arbeidsdeskundige en een arbeidsdeskundige b&b. De verzekeringsartsen hebben geconstateerd dat eiseres een licht verstandelijke beperking heeft en dat er sprake is van hechtingsproblematiek en gedragsproblemen. De verwachting is dat de medische situatie op de lange termijn wezenlijk zal verbeteren. Door ervaring en begeleiding zullen met name de werknemersvaardigheden nog verder toenemen.
De arbeidsdeskundigen hebben zich op het standpunt gesteld dat eiseres in staat is een taak uit te voeren in een arbeidsorganisatie. Als voorbeeld is de taak ‘handmatig afwassen’ (0303) genoemd. Dit betreft een eenvoudige, gestructureerde en voorspelbare taak. Andere voorbeelden van taken die eiseres volgens de arbeidsdeskundigen zou kunnen doen zijn ‘schoonmaken hondenverblijven’(0301) en ‘handmatig bestukken’ (1701). De arbeidsdeskundige b&b heeft nog aanvullend toegelicht dat de taak ‘handmatig afwassen’ zich goed leent voor het geven van individuele persoonlijke en functionele begeleiding.
4.2
Eiseres heeft gesteld dat er sprake is van strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel omdat de verzekeringsarts b&b niet bij de hoorzitting aanwezig is geweest.
4.3
Naar vaste rechtspraak is het uitsluitend verrichten van dossieronderzoek en het niet aanwezig zijn bij de hoorzitting niet zonder meer onzorgvuldig (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 1 juli 2008, ECLI:NL:CRVB:2008: BD7015). Onder omstandigheden kan dit anders zijn, bijvoorbeeld als de bevindingen van de verzekeringsartsen in niet onbelangrijke mate afwijken van de bevindingen van de behandelend artsen (zo ook de uitspraak van de CRvB van 9 oktober 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3683).
De rechtbank is van oordeel dat er geen omstandigheden aanwezig zijn die maken dat het onderzoek door de verzekeringsarts b&b als onzorgvuldig aan te merken is. Hierbij heeft de rechtbank betrokken dat de verzekeringsarts b&b dossierstudie heeft verricht en inzichtelijk heeft gemotiveerd hoe zij tot haar conclusie is gekomen. Verder acht de rechtbank het van belang dat de bevindingen van de verzekeringsarts b&b ook overeenkomen met die van de behandelend sector. Daarbij komt nog dat ter zitting namens eiseres is gesteld dat de beperkingen zoals die door de verzekeringsarts b&b zijn vastgesteld niet worden betwist. Deze beroepsgrond van eiseres kan daarom niet slagen.
5.1
Partijen zijn verdeeld over een aantal aspecten die van belang zijn bij de vraag of er duurzaam geen sprake is van arbeidsvermogen. Het gaat om de volgende vragen die beantwoord moeten worden:
- Beschikt eiseres over basale werknemersvaardigheden?
- Kan eiseres één uur aangesloten werken?
- Is eiseres vier uur per dag belastbaar?
5.2
Beschikt eiseres over basale werknemersvaardigheden?
De arbeidsdeskundige heeft gesteld dat eiseres beschikt over basale werknemers-vaardigheden. Zij wordt in staat geacht tot het begrijpen, onthouden en uitvoeren van instructies en het nakomen van regels en afspraken. De problemen die eiseres ervaart met het uiten van de eigen gevoelens en het zich sociaal passend gedragen, kunnen worden ondervangen met begeleiding.
De verzekeringsarts b&b heeft, met verwijzing naar het psychologisch onderzoeksrapport van februari 2016 gesteld dat eiseres, een goede werkhouding heeft en dat zij goed luistert naar instructies en vlot van begrip is. Uit het spreekuur bij de primaire verzekeringsarts is gebleken dat eiseres zelfstandig opstaat en haar afspraken netjes nakomt.
Eiseres heeft gesteld dat zij geen basale werknemersvaardigheden heeft. Uit het gegeven dat ze een goede werkhouding op school heeft, kan niet worden afgeleid dat ze dat ook in een werksituatie heeft. Ter ondersteuning van haar standpunt heeft eiseres verwezen naar een e-mail van Amarant van 26 oktober 2017 en een verklaring van Amarant van 27 oktober 2017.
De rechtbank is van oordeel dat het UWV afdoende heeft gemotiveerd dat eiseres over basale werknemersvaardigheden beschikt. In ieder geval blijkt uit de door eiseres overgelegde stukken van Amarant niet dat eiseres niet beschikt over basale werknemersvaardigheden. Niet in geschil is dat eiseres begeleiding nodig heeft bij de problemen die zij ervaart met het zich sociaal passend te gedragen. De stelling van eiseres dat zij steeds één op één begeleiding nodig heeft, wordt niet (nader) onderbouwd met stukken en blijkt ook niet uit de dossierstukken. Integendeel, tijdens het spreekuur met de primaire verzekeringsarts heeft eiseres verklaard dat zij maar soms één op één wordt begeleid en dat er vaker één begeleider op de groep aanwezig is.
Het enkele gegeven dat eiseres begeleiding nodig heeft betekent niet dat zij geen basale werknemersvaardigheden heeft. In het Compendium Participatiewet is expliciet opgenomen dat zelfs als er permanent toezicht en intensieve begeleiding nodig is, er arbeidsvermogen kan worden aangenomen. Van belang is wel dat er door de begeleiding geen sprake is van substantiële onderbreking van het werkproces (zie de bladzijden 32 en 53 van dat compendium). Uit de stukken blijkt niet dat hiervan sprake is. In de praktijk heeft eiseres ook bewezen dat zij, weliswaar met begeleiding, over basale werknemersvaardigheden beschikt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het UWV op goede gronden heeft gesteld dat eiseres over basale werknemersvaardigheden beschikt.
5.3
Kan eiseres één uur aaneengesloten werken?
De verzekeringsarts is van mening dat eiseres één uur aaneengesloten kan werken omdat er geen beperkingen zijn in het geheugen of de aandacht. Wel moet er rekening worden gehouden met een aantal andere beperkingen. Eiseres is aangewezen op eenvoudige en routinematige taken. Ze kan niet omgaan met hoge werkdruk of andere mentale eisen (productiepieken/deadlines). Een prikkelarme omgeving is gewenst en er dient een persoonlijk en vertrouwd contact te worden opgebouwd voordat ze adequaat reageert op begeleiding. Voor het aanleren van een nieuwe taak moeten dingen worden voorgedaan en is herhaling noodzakelijk. Structuur en duidelijke grenzen zijn belangrijk voor eiseres. Verder heeft de verzekeringsarts opgemerkt dat eiseres moeite heeft de eigen gevoelens te uiten, zich sociaal aan te passen en met het hanteren van conflicten
Ook de verzekeringsarts b&b is van mening dat eiseres in staat is één uur aaneengesloten te werken. Daarbij heeft de verzekeringsarts b&b betrokken dat eiseres tijdens de stage heeft laten zien dat ze, met begeleiding, taken kan uitvoeren. Uit de beschikbare stukken heeft de verzekeringsarts b&b niet kunnen opmaken dat begeleiding van eiseres dermate intensief is dat deze leidt tot veel structurele onderbrekingen van het productieproces.
Eiseres heeft gesteld dat zij niet zelfstandig een taak kan verrichten. Dit is ook de reden dat de stage bij het dierenasiel is mislukt. De taken die zij verricht, zijn of in de thuissituatie of in beschermde omgeving (dagbesteding). Zij heeft meer nodig dan incidentele aansturing. Zij kan niet in staat worden geacht tot een zelfstandige taakinvulling in een werkorganisatie. Nu eiseres geen taak kan uitvoeren kan zij ook niet één uur achtereen, laat staan vier uur per dag werken.
De rechtbank merkt op dat het bij de onderhavige beoordeling het niet gaat om de vraag of eiseres dit zelfstandig kan. Ook hier is niet in geschil dat eiseres begeleiding nodig heeft. Uit de praktijk is gebleken dat eiseres in staat is om één uur aangesloten te werken. Zij werkt immers bij haar stageplek van 9.45 uur tot 16.00 uur en uit de verklaringen van Amarant blijkt niet dat zij geen uur aaneengesloten kan werken. Verder blijkt uit het persoonlijk plan van 30 april 2017 dat de stage bij het dierenasiel niet is gelukt omdat daar geen duidelijke structuur was waardoor eiseres zich vrij voelde om zich buiten de afspraken te bewegen. Anders dan eiseres heeft gesteld is de reden voor het niet lukken van deze stage dus niet gelegen in het feit dat zij geen taak zou kunnen verrichten. De rechtbank is dan ook met het UWV van oordeel dat eiseres in staat is één uur aaneengesloten te werken.
5.4
Is eiseres vier uur per dag belastbaar?
De verzekeringsarts heeft gesteld dat belanghebbende gedurende vier uur dag belastbaar is. Indien er rekening wordt gehouden met de mentale beperkingen, zoals onder 5.3 opgenomen, is er geen urenrestrictie aan de orde.
Ook de verzekeringsarts b&b is van mening dat er geen energetische beperkingen zijn, zodat een urenbeperking niet aan de orde is.
De gronden van eiseres tegen dit aspect zijn min of meer hetzelfde als vermeld onder 5.3. In aanvulling daarop heeft eiseres gesteld dat, hoewel er geen energetische beperkingen zijn, zij wegens psychosociale beperkingen niet in staat is om vier uur per dag te werken.
Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres erkend dat eiseres vier uur op een dag kan werken. Gelet op deze erkenning zal de rechtbank deze beroepsgrond niet verder bespreken en ervan uitgaan dat eiseres vier per dag belastbaar is.
6. Eiseres wordt ten slotte niet gevolgd in haar standpunt dat sprake zou zijn van een oneerlijk proces, omdat het haar aan financiële middelen zou ontbreken om zelf een advies van een deskundige in te brengen. Er is geen reden om aan te nemen dat eiseres belemmeringen heeft ondervonden bij de onderbouwing van haar standpunt. Eiseres heeft in beroep gebruik gemaakt van de mogelijkheid om nadere stukken in te dienen over aspecten van haar gezondheidssituatie. Er zijn geen aanwijzingen dat (medische) informatie ontbreekt. Nog daargelaten dat eiseres het gestelde financiële onvermogen niet heeft onderbouwd, geldt dat uit het arrest Korošec van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 8 oktober 2015, ECLI:CE:ECHR:2015:1008JUD007721212, niet volgt dat de rechter uit het oogpunt van equality of arms gehouden zou zijn in een situatie als hier aan de orde, waarin verzekeringsartsen van het UWV inzichtelijk de informatie van de behandelend sector hebben betrokken zodat deze door de rechter kan worden getoetst, een medische deskundige te benoemen. Daarbij heeft de rechtbank ook betrokken dat de beperkingen die zijn vastgesteld door de verzekeringsartsen feitelijk niet in geschil zijn, maar het geschil meer ziet op de vertaling van die beperkingen naar de vraag of er sprake is van arbeidsvermogen. De rechtbank heeft er geen twijfels over dat deze vertaling correct heeft plaatsgevonden. Het verzoek van eiseres om een deskundige voor nader onderzoek te benoemen wordt daarom afgewezen.
7. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Toekoen, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.S. Hamans, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 april 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.