ECLI:NL:RBZWB:2018:2456
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit huurtoeslag 2016 en berekening rekenhuur
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van de Belastingdienst/Toeslagen van 28 oktober 2017, waarin de definitieve huurtoeslag voor het jaar 2016 werd vastgesteld op € 2.586,-. Eiser betwistte deze vaststelling en stelde dat de huurprijs voor zijn parkeerplaats/berging ten onrechte buiten de berekening van de huurtoeslag was gelaten. Eiser was van mening dat de huurcontracten voor de woonruimte en de parkeerplaats/berging onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn en dat de huurtoeslag op basis van de totale huurprijs, inclusief de parkeerplaats/berging, berekend diende te worden.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op 27 februari 2018 in Breda gehouden, waar eiser, vergezeld van zijn vader, aanwezig was. De Belastingdienst/Toeslagen werd vertegenwoordigd door een gemachtigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de huurprijs voor de parkeerplaats/berging niet onder de rekenhuur valt, zoals gedefinieerd in de Wet op de huurtoeslag (Wht). De rechtbank heeft daarbij verwezen naar eerdere jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak, waarin is bepaald dat de huur van een garage of parkeerplaats niet wordt gesubsidieerd en niet tot de rekenhuur wordt gerekend.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen de huurtoeslag voor 2016 terecht heeft vastgesteld op € 2.586,- en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 10 april 2018, en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.