In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 februari 2018 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijk geschil tussen een belanghebbende, die een coffeeshop exploiteert, en de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) over het jaar 2010. De inspecteur had de aanslag ambtshalve opgelegd, omdat de belanghebbende geen aangifte had gedaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur bij het vaststellen van de aanslag is uitgegaan van een brutowinstpercentage van 100%, wat de rechtbank niet onredelijk achtte. De belanghebbende had een tegenonderzoek laten uitvoeren, waaruit bleek dat de inspecteur van onjuiste inkoopprijzen was uitgegaan. De rechtbank oordeelde echter dat de inspecteur niet verplicht was om de bevindingen uit het tegenonderzoek in zijn schatting te betrekken.
De rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, omdat hij niet had aangetoond dat de aanslag te hoog was. Daarnaast werd de opgelegde verzuimboete van € 4.920 als terecht beschouwd, gezien het stelselmatige verzuim van de belanghebbende om aangifte te doen. De rechtbank concludeerde dat de belanghebbende, ondanks de jarenlange discussie met de Belastingdienst, de aangifte had kunnen doen, maar ervoor had gekozen om dit niet te doen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de uitspraak openbaar gemaakt.