2.4.De informatiebeschikking is vastgesteld vanwege het niet voldoen aan de verplichtingen van artikel 52 van de AWR (hierna: de administratieplicht) met betrekking tot drie (door de inspecteur gestelde) ondernemingen. De rechtbank zal eerst ingaan op de vraag of belanghebbende terecht stelt dat de informatiebeschikking onvoldoende duidelijk aangeeft op welke jaren/middelen/op te leggen (soort) aanslagen deze betrekking heeft. Vervolgens zal de rechtbank per (gestelde) onderneming beoordelen of (i) belanghebbende kan worden aangemerkt als administratieplichtige in de zin van het tweede lid van artikel 52 van de AWR en zo ja, (ii) of belanghebbende aan die administratieplicht heeft voldaan.
1. Is informatiebeschikking voldoende duidelijk?
2.5.1.In de informatiebeschikking staat (voor zover hier van belang):
"Deze informatiebeschikking heeft betrekking op de jaren 2013, 2014 en 2015 voor de heffing van inkomstenbelasting, premie volksverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet. Voor de heffing [Rb: middel ontbreekt] heeft deze informatiebeschikking betrekking op de jaren 2011 tot en met 2015."
Aangezien in de eerste zin van de informatiebeschikking wordt verwezen naar de controle van de aanvaardbaarheid van de aangiften inkomstenbelasting èn omzetbelasting en verder in de beschikking geen ander middel wordt genoemd, had belanghebbende redelijkerwijs kunnen begrijpen dat de laatste zin van de hiervoor geciteerde alinea betrekking had op de heffing van omzetbelasting. De rechtbank merkt in dit verband op dat de inspecteur eventuele twijfel bij belanghebbende hieromtrent heeft weggenomen door in zijn brief van 24 maart 2016 aan te geven dat in de betreffende zin de woorden
"van omzetbelasting"ontbreken.
2.5.2.In de informatiebeschikking staat dat deze betrekking heeft op
"de heffing van".Naar het oordeel van de rechtbank kan daaruit redelijkerwijs niet anders worden begrepen dan dat de informatiebeschikking betrekking heeft op de in het kader van die heffing
(van inkomsten- en omzetbelasting) (mogelijk) op te leggen (navorderings-, en/of naheffings)aanslagen.
2.5.3.Gelet op het voorgaande is de informatiebeschikking naar het oordeel van de rechtbank voldoende duidelijk.
2. Is belanghebbende administratieplichtig?
2.6.1.In het tweede lid van artikel 52 van de AWR staat dat (voor zover hier van belang) onder administratieplichtigen wordt verstaan:
" b. natuurlijke personen die een bedrijf of zelfstandig een beroep uitoefenen, alsmede natuurlijke personen die belastbare winst uit onderneming als bedoeld in artikel 3.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001 genieten;".
De rechtbank stelt voorop dat het aan de inspecteur is om aannemelijk te maken dat belanghebbende administratieplichtig is.
2a. Administratieplicht voor " [Autobedrijf BVBA] "?
2.6.2.De rechtbank zal allereerst de vraag beantwoorden voor welke jaren een eventuele administratieplicht voor
" [Autobedrijf BVBA] "zou kunnen gelden. Belanghebbende heeft gesteld dat de activiteiten van
" [Autobedrijf BVBA] "met ingang van 1 juli 2011 zijn beëindigd. Uit een bij het verweerschrift overgelegd uittreksel van het
"Kruispuntbureau van ondernemingen"(een Belgische instelling vergelijkbaar met de Nederlandse Kamer van Koophandel) volgt dat de activiteiten van een onderneming van [belanghebbende] (belanghebbende) met ingang van 1 juli 2011 zijn stopgezet. Hoewel de naam
" [Autobedrijf BVBA] "in dit uittreksel niet voorkomt, heeft de rechtbank gelet op de omschrijving van de activiteiten (
"detailhandel in auto's en lichte bestelwagens") en bij gebrek aan betwisting door de inspecteur, geen reden om te twijfelen dat dit uittreksel betrekking heeft op activiteiten van
" [Autobedrijf BVBA] ".Niet gesteld is dat de betreffende activiteiten na 1 juli 2011 zijn voortgezet. De rechtbank acht dan ook aannemelijk dat de activiteiten van
" [Autobedrijf BVBA] "met ingang van 1 juli 2011 zijn beëindigd.
2.6.3.Gelet op het voorgaande kan belanghebbende ter zake van de activiteiten die worden verricht onder de naam
" [Autobedrijf BVBA] "slechts administratieplichtig zijn voor de periode tot 1 juli 2011. Dit betekent dat de informatiebeschikking voor zover deze ziet op de administratieplicht voor
" [Autobedrijf BVBA] "met betrekking tot de heffing van omzetbelasting moet worden vernietigd voor de periode van 1 juli 2011 tot en met 31 december 2015. Nu de informatiebeschikking voor de inkomstenbelasting ziet op de jaren 2013 tot en met 2015, moet de informatiebeschikking met betrekking tot
" [Autobedrijf BVBA] "voor de heffing van inkomstenbelasting eveneens worden vernietigd. Het beroep is in zoverre gegrond verklaard.
2.6.4.De vervolgvraag is dan of belanghebbende voor de activiteiten van
" [Autobedrijf BVBA] "in de periode 1 januari tot 1 juli 2011 kan worden aangemerkt als administratieplichtige. Naar het oordeel van de rechtbank is dit het geval. Niet in geschil is dat belanghebbende onder de naam
“ [Autobedrijf BVBA] ”tot 1 juli 2011 in België een bedrijf heeft uitgeoefend. Derhalve is belanghebbende voor deze activiteiten administratieplichtige als bedoeld in artikel 52, tweede lid, aanhef en onderdeel b van de AWR.
2b. Administratieplicht voor " [Autohandel BV] " (hierna: [Autohandel BV] )?
2.6.5.Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende tot en met februari 2012 in het handelsregister stond geregistreerd als eigenaar van [Autohandel BV] en voor die periode administratieplichtig is voor deze onderneming.
2.6.6.Voor de periode na februari 2012 stelt de inspecteur dat, hoewel [Autohandel BV] met ingang van 1 september 2012 in het handelsregister staat geregistreerd op de naam van de echtgenote van belanghebbende, deze onderneming nog steeds voor rekening en risico van belanghebbende werd uitgeoefend. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur dit - met hetgeen hij heeft aangevoerd - tegenover de gemotiveerde betwisting van belanghebbende, niet aannemelijk gemaakt. Weliswaar acht de rechtbank aannemelijk dat belanghebbende (mee)werkt in het bedrijf, maar dat is nog niet voldoende om te concluderen dat belanghebbende degene is die het bedrijf uitoefent, als bedoelt in artikel 52, tweede lid van de AWR. Evenmin acht de rechtbank aannemelijk dat belanghebbende in de onderhavige jaren ter zake van de activiteiten van [Autohandel BV] winst uit onderneming heeft genoten. De verwijzing van de inspecteur naar de ter zitting overgelegde aangiften inkomstenbelasting, acht de rechtbank onvoldoende. De gemachtigde van belanghebbende heeft ter zake van die aangiften verklaard dat belanghebbende onder druk van de belastingdienst winst uit onderneming heeft aangegeven in de betreffende aangiften, die alle rond dezelfde periode in 2016 zijn ingediend. De inspecteur heeft weliswaar betwist dat druk is uitgeoefend, maar nu op de inspecteur de last rust om feiten en omstandigheden aannemelijk te maken die leiden tot de conclusie dat belanghebbende winst uit onderneming heeft genoten, acht de rechtbank de verwijzing naar de betreffende aangiften onvoldoende.
2.6.7.Belanghebbende kan ter zake van [Autohandel BV] derhalve niet als administratieplichtige worden aangemerkt voor de periode na februari 2012. Dit betekent dat de aan belanghebbende opgelegde informatiebeschikking voor zover deze ziet op de activiteiten van [Autohandel BV] voor de omzetbelasting voor de periode maart 2012 tot en met december 2015 moet worden vernietigd. Nu de informatiebeschikking voor de inkomstenbelasting ziet op de jaren 2013 tot en met 2015, moet de informatiebeschikking in zoverre eveneens worden vernietigd. Het beroep is in zoverre gegrond verklaard.
2c. Administratieplicht voor de ambulante handel?
2.6.8.Volgens het door de inspecteur opgemaakte verslag van het gesprek van 11 december 2014 heeft belanghebbende verklaard (voor zover van belang):
"Daarnaast handel ik in autobanden, kleding, sieraden, boten, kweekartikelen, koetsjes en wat niet meer mag zijn."Uit het verslag kan niet worden opgemaakt op welke periode deze verklaring betrekking heeft. Wat wel vast staat is dat belanghebbende voor 2013 en 2014 twee kasboekbladen heeft overgelegd. In deze kasboekbladen staat per jaar een overzicht van opbrengsten en kosten met omschrijvingen zoals
"verkoop Rolexhorloge (...) Kleding verkoop (...) Verkoop Caravan Ring (...)".Gelet op belanghebbendes verklaring alsmede de informatie die in de kasboekbladen staat, is naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk dat belanghebbende in de jaren 2013 en 2014 een bedrijf heeft uitgeoefend in de zin van artikel 52, tweede lid, van de AWR. Voor de andere jaren is de rechtbank van oordeel dat de inspecteur te weinig bewijs heeft bijgebracht.
Dit betekent dat de informatiebeschikking voor zover deze betrekking heeft op de administratieplicht voor de ambulante handel voor de heffing van inkomstenbelasting voor het jaar 2015 moet worden vernietigd en deze voor de heffing van omzetbelasting moet worden vernietigd voor de jaren 2011, 2012 en 2015. Het beroep is in zoverre gegrond verklaard.
3. Heeft belanghebbende aan de administratieplicht voldaan?
2.7.1.In het eerste lid van artikel 52 van de AWR is bepaald:
"Administratieplichtigen zijn gehouden van hun vermogenstoestand en van alles betreffende hun bedrijf, zelfstandig beroep of werkzaamheid naar de eisen van dat bedrijf, dat zelfstandig beroep of die werkzaamheid op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde hun rechten en verplichtingen alsmede de voor de heffing van belasting overigens van belang zijnde gegevens hieruit duidelijk blijken.".
In het zesde lid van dat artikel is bepaald:
"De administratie dient zodanig te zijn ingericht en te worden gevoerd en de gegevensdragers dienen zodanig te worden bewaard, dat controle daarvan door de inspecteur binnen een redelijke termijn mogelijk is. Daartoe verleent de administratieplichtige de benodigde medewerking met inbegrip van het verschaffen van het benodigde inzicht in de opzet en de werking van de administratie."
2.7.2.De rechtbank stelt voorop dat het aan de inspecteur is om aannemelijk te maken dat belanghebbende niet aan zijn administratieplicht heeft voldaan.
2.7.3.Zoals hiervoor is overwogen in 2.6.4. is belanghebbende voor de activiteiten van
" [Autobedrijf BVBA] "administratieplichtig voor het eerste half jaar 2011. De informatiebeschikking voor deze periode heeft enkel betrekking op de heffing van omzetbelasting. In de Wet op de omzetbelasting 1968 is in artikel 34 bepaald dat de ondernemer gehouden is aantekening te houden van de door hem en aan hem verrichte leveringen van goederen en verleende diensten, van de door hem verrichte intracommunautaire verwervingen van goederen, van de invoer van goederen in en de uitvoer van goederen uit de Unie, alsmede van andere gegevens die van belang zijn met betrekking tot de heffing van belasting in Nederland en in andere lidstaten. Ingevolge artikel 52, lid 3 van de AWR behoort tot de administratie hetgeen ingevolge andere belastingwetten wordt bijgehouden, aangetekend of opgemaakt. De door gemachtigde opgeworpen vraag naar de woonplaats van belanghebbende, behoeft – gezien vorenstaand wettelijk kader – in dit verband geen beantwoording. De inspecteur heeft gesteld dat uit de door belanghebbende voor het jaar 2011 overgelegde stukken niet kan worden geconcludeerd dat belanghebbende heeft voldaan aan de administratieplicht. Deze stukken bestaan uit een jaaroverzicht van Belgische aangiften omzetbelasting voor 2011 en een uittreksel van het KBO (zie 2.6.2). De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende hiermee niet aan zijn administratieplicht heeft voldaan. Dat de inspecteur ter zitting geloofwaardig en door gemachtigde van belanghebbende niet bestreden, heeft verklaard dat hij bij de inzage in de Belgische stukken primaire bescheiden (facturen) van deze onderneming heeft ingezien, maakt dit oordeel niet anders. Primaire bescheiden kwalificeren op zichzelf bezien immers niet als een volledige en controleerbare administratie.
Voor zover belanghebbende stelt dat er wel degelijk een volledige administratie is, maar hij deze niet kan overleggen omdat de voormalige Belgische boekhouder weigert deze aan hem te verstrekken in verband met (een) onbetaald gebleven factu(u)r(en), overweegt de rechtbank dat dit een risico is waarvan de gevolgen voor belanghebbende komen.
2.7.4.Gelet op het voorgaande heeft de inspecteur aannemelijk gemaakt dat belanghebbende ter zake van de activiteiten van
" [Autobedrijf BVBA] "voor het eerste half jaar 2011 niet aan zijn administratieplicht heeft voldaan en is het beroep in zoverre ongegrond verklaard.
2.7.5.Zoals hiervoor overwogen in 2.6.5. is belanghebbende voor [Autohandel BV]
administratieplichtig voor de periode januari 2011 tot en met februari 2012. De informatiebeschikking voor deze periode heeft enkel betrekking op de heffing van omzetbelasting.
Naar aanleiding van het verzoek van de inspecteur om de administratie van (onder meer) [Autohandel BV] heeft belanghebbende drie ordners aan de inspecteur verstrekt. Aangaande de inhoud van deze drie ordners heeft de inspecteur in zijn verslag van de bespreking met belanghebbende d.d. 5 november 2015 aangegeven dat er in één van de ordners administratieve bescheiden van [Autohandel BV] zitten betreffende enkele maanden van 2013. De andere twee ordners zouden volgens het gespreksverslag betrekking hebben op de ambulante handel van belanghebbende over 2013 en 2014, waartussen zich ook administratieve bescheiden van [Autohandel BV] bevonden. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid van deze weergave. In de informatiebeschikking is gesteld dat controle binnen een redelijke termijn niet mogelijk is, omdat de administratie verre van compleet is en voor zover wel administratie aanwezig is, deze ongeordend en oncontroleerbaar is. Belanghebbende heeft dit niet weersproken. Nu vast staat dat belanghebbende buiten deze ordners geen stukken heeft overgelegd van [Autohandel BV] , kan niet anders worden geconcludeerd dan dat belanghebbende niet aan zijn administratieplicht heeft voldaan. Belanghebbende heeft nog gesteld dat er wel degelijk een administratie van [Autohandel BV] is, maar dat deze door de politie in beslag is genomen. De inspecteur heeft dit gemotiveerd betwist en wijst daartoe naar een brief van de Officier van Justitie van 7 augustus 2015, waarin een overzicht staat van de bij belanghebbende op 11 juni 2015 in beslag genomen goederen. In dit overzicht wordt een administratie (van [Autohandel BV] ) niet vermeld. Voor zover al sprake zou zijn van inbeslagname van enige administratie, is het aan belanghebbende om zich in te spannen die administratie terug te krijgen. Uit de stukken volgt niet dat belanghebbende dat (voldoende) heeft gedaan.
2.7.6.Gelet op het voorgaande heeft de inspecteur aannemelijk gemaakt dat belanghebbende niet heeft voldaan aan de voor de periode januari 2011 tot en met februari 2012 op hem rustende administratieplicht ter zake van de activiteiten van [Autohandel BV] en is het beroep in zoverre ongegrond verklaard.
2.7.7.Zoals hiervoor overwogen in 2.6.8. is belanghebbende voor de ambulante handel
administratieplichtig voor de jaren 2013 en 2014. De door belanghebbende overgelegde stukken met betrekking tot de ambulante handel bestaan uit een kladbriefje met daarop opbrengsten uit 2014 en twee kasboekbladen van 2013 en 2014 met daarop opbrengsten en uitgaven zoals
"verkoop Rolexhorloge (...) Kleding verkoop (...) Verkoop Caravan Ring (...)".Kennelijk bevonden zich in twee van de drie door belanghebbende overgelegde ordners (zie 2.7.5.) ook bescheiden aangaande de ambulante handel. In de informatiebeschikking is gesteld dat controle binnen een redelijke termijn niet mogelijk is, omdat de administratie verre van compleet is en voor zover wel administratie aanwezig is, deze ongeordend en oncontroleerbaar is. Belanghebbende heeft dit niet weersproken. De inspecteur stelt naar het oordeel van de rechtbank dan ook terecht dat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 52 van de AWR.
2.7.8.Gelet op het voorgaande is aannemelijk dat belanghebbende niet aan zijn administratieplicht voor de jaren 2013 en 2014 ter zake van de ambulante handel heeft voldaan. De informatiebeschikking is dan ook in zoverre terecht opgelegd, zodat het beroep in zoverre ongegrond is verklaard.
2.7.9.Al het bovenstaande leidt de rechtbank tot de slotsom dat de informatiebeschikking voor zover die betrekking heeft op de omzetbelasting terecht is opgelegd voor wat betreft:
-
" [Autobedrijf BVBA] "over de tijdvakken januari tot en met juni 2011;
-
“ [Autohandel BV] ”over de tijdvakken januari 2011 tot en met februari 2012;
- de ambulante handel over de jaren 2013 en 2014.
Voor zover de informatiebeschikking betrekking heeft op de inkomstenbelasting is die terecht opgelegd voor wat betreft de ambulante handel over de jaren 2013 en 2014.