ECLI:NL:RBZWB:2017:8788

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 maart 2017
Publicatiedatum
11 april 2018
Zaaknummer
BRE 16/8312
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake verzoek tot verwijdering persoonsgegevens van gemeentelijke website

In deze bestuursrechtelijke zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente, dat zijn verzoek om verwijdering van persoonsgegevens van de gemeentelijke website heeft afgewezen. Het verzoek was gedaan op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) en betrof de vermelding van zijn initialen, achternaam en oude adresgegevens in de besluitenlijst van de gemeente. De rechtbank heeft op 17 februari 2017 de zitting gehouden, waarbij eiser niet aanwezig was, maar verweerder werd vertegenwoordigd door mr. A.H.G. Knops.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het college de persoonsgegevens openbaar heeft gemaakt conform artikel 60 van de Gemeentewet, en dat er geen geheimhouding was opgelegd op basis van artikel 55. Eiser heeft aangevoerd dat de openbaarmaking van zijn persoonsgegevens in strijd is met de Wbp en dat deze openbaarmaking niet opweegt tegen zijn recht op privacy. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de openbaarmaking van de persoonsgegevens in dit geval gerechtvaardigd was, omdat er geen omstandigheden waren die een uitzondering op de openbaarmakingsplicht rechtvaardigden.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de gegevens van eiser niet feitelijk onjuist waren en dat de openbaarmaking niet in strijd was met het openbaar belang. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 31 maart 2017, en tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 16/8312 WBP

uitspraak van 17 maart 2017 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde: [naam gemachtigde]
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente , verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 23 augustus 2016 (bestreden besluit) inzake de afwijzing van het verzoek van eiser om zijn persoonsgegevens te verwijderen van de gemeentelijke website.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 17 februari 2017. Eiser is niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.H.G. Knops.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Bij brief van 18 mei 2015 heeft eiser op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) aan verweerder verzocht om zijn initialen, achternaam en (oude) adresgegevens van de gemeentelijke website te verwijderen. Het betreft de vermelding van deze gegevens in agendapunt 42 van de besluitenlijst van verweerder van 5 november 2015.
Bij het primaire besluit van 27 mei 2015 heeft verweerder dit verzoek afgewezen omdat de besluitenlijst conform artikel 60, derde lid, van de Gemeentewet op de gebruikelijke wijze openbaar is gemaakt en dat geen sprake is van een aangelegenheid ten aanzien waarvan op grond van artikel 55 geheimhouding is opgelegd of ten aanzien waarvan openbaarmaking in strijd is met het openbaar belang.
Hiertegen heeft eiser een bezwaarschrift ingediend.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder, onder verwijzing naar het advies van de bezwaarschriftencommissie, de bezwaren ongegrond verklaard.
2. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat de vermelding van zijn persoonsgegevens in de besluitenlijst niet noodzakelijk is en dat die openbaarmaking niet opweegt tegen de eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer.
3.1
In artikel 36, eerste lid, van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) is bepaald dat degene, aan wie overeenkomstig artikel 35 kennis is gegeven van hem betreffende persoonsgegevens, de verantwoordelijke kan verzoeken deze te verbeteren, aan te vullen, te verwijderen, of af te schermen indien deze feitelijk onjuist zijn, voor het doel of de doeleinden van de verwerking onvolledig of niet ter zake dienend zijn dan wel anderszins in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt. Het verzoek bevat de aan te brengen wijzigingen.
Ingevolge artikel 55, eerste lid, van de Gemeentewet kan het college op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan het college worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat het college haar opheft.
In artikel 60, derde lid, van de Gemeentewet is bepaald dat het college de besluitenlijst van zijn vergaderingen op de in de gemeente gebruikelijke wijze openbaar maakt. Het college laat de openbaarmaking achterwege voor zover het aangelegenheden betreft ten aanzien waarvan op grond van artikel 55 geheimhouding is opgelegd of ten aanzien waarvan openbaarmaking in strijd is met het openbaar belang.
Het doel van deze openbaarmakingsregeling is blijkens de Memorie van Toelichting vergroting van de transparantie van het bestuur door het college (Kamerstukken II 2001/02, 28 243, nr. 3, pag. 4). In de parlementaire geschiedenis is verder specifiek ten aanzien van het anonimiseren van besluitenlijsten aangegeven dat, in het kader van de transparantie, het gewenst is zeer terughoudend gebruik te maken van anonimisering (Kamerstukken I 2002/03, 28 243, nr. 34a, pag. 6‑8).
Vast staat dat in het onderhavige geval geen geheimhouding op grond van artikel 55 is opgelegd.
Voorts overweegt de rechtbank dat de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State (AbRS) in de uitspraak van 21 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3364, heeft overwogen dat onder omstandigheden ook de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer een openbaar belang kan zijn.
3.2
Met inachtneming van het vorenstaande overweegt de rechtbank dat, conform de bedoeling van de wetgever, het uitgangspunt is dat besluitenlijsten integraal openbaar worden gemaakt, ook als die persoonsgegevens bevatten. De vraag waar de rechtbank zich voor ziet gesteld is of verweerder in dit geval daarop een uitzondering had moeten maken omdat, zoals eiser stelt, sprake is van strijd met de Wbp of omdat sprake is van zodanige omstandigheden dat de openbaarmaking van de initialen, de achternaam en de (oude) adresgegevens van eiser in strijd is met het openbaar belang. Bij de beoordeling daarvan is (ook) van belang dat in de uit 2002/2003 daterende wetsgeschiedenis van de Gemeentewet vermoedelijk geen rekening is gehouden met de grote schaal waarop internet inmiddels wordt gebruikt en de toegenomen zoekmogelijkheden die zoekmachines op internet bieden.
3.3
Deze vraag beantwoordt de rechtbank negatief. Gesteld noch gebleken is dat de persoonsgegevens, althans ten tijde van de publicatie van de besluitenlijst, feitelijk onjuist zijn. Voorts ziet de rechtbank niet dat de gegevens voor het doel of de doeleinden van de verwerking onvolledig of niet ter zake dienend zijn.
In de besluitenlijst zijn de persoonsgegevens van eiser vermeld bij het agendapunt over de beslissing op zijn bezwaarschrift in het kader van een verzoek om openbaarmaking van gegevens op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Het Wob-verzoek van eiser was gericht op openbaarmaking van namen van oud-wethouders die wachtgeld ontvangen en van onderliggende documenten over wachtgelduitkeringen (zoals loonstaten en jaaroverzichten). Zoals zijdens verweerder ter zitting is toegelicht, worden op de besluitenlijsten van het college van B&W, waar het de afhandeling van bezwaarschriften betreft steeds de namen en adressen van (in ieder geval) de bezwaarmakers vermeld behalve wanneer vermelding van de persoonsgegevens in verband met het onderwerp van de procedure een onnodige inbreuk zou maken op de privacy van de betrokken bezwaarmaker. De rechtbank leidt uit de toelichting van verweerder af dat dit onder meer het geval zal zijn bij bezwaren tegen een beslissing over bijvoorbeeld bijstand of een personele kwestie.
Het betreft een beslissing op bezwaar inzake een Wob-procedure en daarin liggen geen omstandigheden die zouden moeten leiden tot het oordeel dat de vermelding van de naam en het adres van eiser strijd met een openbaar belang oplevert. Eiser is niet ter zitting verschenen en heeft ook zelf geen omstandigheden aangevoerd die tot een andersluidend oordeel zouden moeten leiden.
4. Het beroep van eiser zal daarom ongegrond verklaard worden. Gegeven deze uitkomst is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2017.
P.H.M. Verdonschot, griffier R.P. Broeders, rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.