Op 28 december 2017 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een verzoekster en het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers. Verzoekster had beroep ingesteld tegen het besluit van 1 november 2017, waarbij haar aanvraag voor een uitkering op grond van de Participatiewet was afgewezen. De voorzieningenrechter heeft op verzoek van verzoekster een voorlopige voorziening getroffen, maar heeft ook op het beroep zelf uitspraak gedaan. Tijdens de zitting op 14 december 2017 heeft verzoekster, bijgestaan door haar gemachtigde mr. S. Derksen, haar situatie toegelicht. Baanbrekers was vertegenwoordigd door E. van Schijndel.
Verzoekster verkeerde in een nijpende financiële situatie en stelde dat zij voldoende had aangetoond hoe zij in haar levensonderhoud had voorzien. De voorzieningenrechter oordeelde dat nader onderzoek niet nodig was en dat de afwijzing van de aanvraag terecht was. De voorzieningenrechter benadrukte dat verzoekster niet voldoende duidelijkheid had verschaft over haar financiële situatie en dat zij niet had voldaan aan haar inlichtingenverplichting. De voorzieningenrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om voorlopige voorziening en schadevergoeding af. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.