Uitspraak
1.Het verloop van het geding
2.Het geschil
3.De beoordeling
- De onderneming van de heer [naam 1] met handelsnaam [eiseres] en KvK-nummer [nummer 1] (hierna: de eenmanszaak) heeft in 2013 en 2014 op grond van een overeenkomst met [gedaagde] diensten met betrekking tot een alarmabonnement aan haar geleverd (hierna: de overeenkomst).
- Een uittreksel uit het handelsregister vermeldt dat de eenmanszaak per 30 juni 2015 uit het handelsregister is uitgeschreven (hierna: het uittreksel). Voorts vermeldt het uittreksel:
- De eenmanszaak heeft [naam 2] , een 100%-dochter van [gedaagde] die in hetzelfde pand als [gedaagde] was gevestigd, gedagvaard en daarbij betaling van twee facturen van respectievelijk € 629,20 en € 895,40 gevorderd. De kantonrechter te Groningen heeft die vordering bij vonnis van 11 augustus 2015 afgewezen op de grond dat niet [naam 2] maar [gedaagde] de contractspartij van de eenmanszaak was en van contractsovername door [naam 2] geen sprake was.
- [eiseres] heeft na dat vonnis van 11 augustus 2015 aan [gedaagde] twee facturen met factuurdatum 5 oktober 2015 toegezonden. Het betrof een factuur voor een bedrag van € 629,20 en een factuur voor een bedrag van € 895,40.
- In november 2015 heeft [eiseres] [gedaagde] twee maal een betalingsherinnering toegezonden. In december 2015 heeft [eiseres] [gedaagde] een aanmaning verstuurd. Bij brief van 4 januari 2016 heeft [eiseres] [gedaagde] medegedeeld dat zij [gedaagde] “in gebreke” stelt en haar verzoekt “het totale openstaande bedrag ad € 1.524,60 dan ook binnen 5 dagen na dagtekening aan ons te voldoen”.
- [gedaagde] heeft de facturen niet betaald.
4.De beslissing
woensdag 8 februari 2017 te 09.00 uuropdat [eiseres] dan bij akte schriftelijk aangeeft of en zo ja op welke wijze zij het verlangde bewijs wenst te leveren;