ECLI:NL:RBZWB:2017:6072

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 september 2017
Publicatiedatum
26 september 2017
Zaaknummer
AWB 17_307
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van een persoonsgebonden budget voor individuele begeleiding op grond van de Wmo 2015 met betrekking tot gebruikelijke hulp door ouders

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 september 2017, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Tilburg inzake de toekenning van een persoonsgebonden budget (pgb) voor individuele begeleiding op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) behandeld. Eiser, die lijdt aan een psychotisch ziektebeeld en stemmingsstoornissen, had een pgb aangevraagd voor de periode van 1 mei 2016 tot en met 30 april 2017. Het college had hem 28 uur begeleiding per week toegekend, maar eiser was van mening dat dit niet voldeed aan zijn medische noodzaak voor intensieve begeleiding van 48,5 uur per week, zoals geadviseerd door een medisch adviseur. De rechtbank oordeelt dat het college ten onrechte een deel van de benodigde begeleiding als gebruikelijke hulp heeft aangemerkt, en vernietigt het besluit voor de weigering van een maatwerkvoorziening voor 'Begeleiding voor ADL' en 'Begeleiding activiteiten binnens- en buitenshuis'. De rechtbank kent eiser een maatwerkvoorziening toe van 8,5 uur per week voor 'Begeleiding voor ADL' en draagt het college op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen over de 'Begeleiding activiteiten binnens- en buitenshuis'. Tevens wordt het college veroordeeld in de proceskosten van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 17/307 WMO15

uitspraak van 26 september 2017 van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats eiser] , eiser,

gemachtigde: mr. dr. M.F. Vermaat,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg(het college), verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 8 december 2016 (bestreden besluit) van het college inzake de toekenning van een persoonsgebonden budget (pgb) voor individuele begeleiding zonder vervoer op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) over de periode 1 mei 2016 tot en met 30 april 2017.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 31 augustus 2017. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en zijn vader [gemachtige eiser] . Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door [vertegenwoordiger1] en [vertegenwoordiger2] .

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiser, geboren op 27 september 1973, heeft een psychotisch ziektebeeld en stemmingsstoornissen. Eiser had een indicatie op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor Zorgzwaartepakket GGZ05C over de periode 27 februari 2014 tot en met 26 februari 2017.
Eiser ontving met ingang van 1 januari 2015 een pgb voor Beschermd Wonen op grond van de Wmo 2015.
Bij besluit van 21 juni 2016 (primair besluit) heeft het college aan eiser over de periode van 1 mei 2016 tot en met 30 april 2017 een pgb voor individuele begeleiding zonder vervoer toegekend gedurende 20 uur per week voor een totaalbedrag van € 16.475,50.
Op 14 november 2016 heeft medisch adviseur en arts [naam arts] van SCIO Consult op verzoek van het college een medisch advies gegeven. Deze adviseur concludeert dat er sprake is van een medische noodzaak tot intensieve begeleiding van 48,5 uur per week en dat de ouders de juiste personen lijken om deze begeleiding te bieden. De medisch adviseur heeft het aantal uren begeleiding als volgt gespecificeerd:
  • Administratie: 1 uur per week
  • Begeleiding voor Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen (ADL): 8,5 uur per week
  • Plannen van activiteiten en evaluatie: 7 uur per week
  • Nachtelijke opvang bij dreigende decompensatie: 7 uur per week
  • Begeleiding activiteiten binnens- en buitenshuis: 25 uur per week.
Met het bestreden besluit, dat gebaseerd is op het medisch advies, heeft het college het tegen het primaire besluit gerichte bezwaar gegrond verklaard. Aan eiser wordt over de periode van 1 mei 2016 tot en met 30 april 2017 een pgb voor individuele begeleiding toegekend gedurende 28 uur per week voor een bedrag van € 23,53 per uur. Het college stelt dat niet alle door de medisch adviseur vermelde uren door het college dienen te worden gecompenseerd, omdat een deel van de geadviseerde uren als gebruikelijke hulp kan worden beschouwd. Het gaat dan om het overnemen van taken die bij een gezamenlijke huishouding horen, zoals het overnemen van de administratie, het bieden van begeleiding voor ADL en het uitvoeren van activiteiten die in eisers persoonlijke levenssfeer liggen. Het college stelt dat niet alle activiteiten die eiser tezamen met zijn ouders binnens- en buitenshuis verricht gecompenseerd dienen te worden. Het gaat om het geven van begeleiding bij normaal maatschappelijk verkeer, waaronder het bezoeken van eisers vriend, de kapper, de huisarts, winkelen etc. Het college is echter wel van mening dat de begeleiding die eisers ouders bieden de gebruikelijke hulp overstijgt. Eiser heeft aangegeven dat zijn ouders gemiddeld vier uur per dag begeleiding bieden voor activiteiten binnens- en buitenshuis. Het college merkt de helft daarvan aan als bovengebruikelijke hulp. Het college kent de volgende uren toe:
  • Plannen van activiteiten en evaluatie: 7 uur per week
  • Nachtelijke opvang bij dreigende decompensatie: 7 uur per week
  • Begeleiding activiteiten binnens- en buitenshuis: 14 uur per week.
Het college kent deze individuele begeleiding toe onder de voorwaarde dat prioriteit wordt gegeven aan het abstinent raken en blijven van het gebruik van drugs. Het college verwacht dat als eiser abstinent is hij zijn situatie en gedrag verbetert. De begeleiding dient erop gericht te zijn dat eiser uiteindelijk stappen zet op het gebied van wonen, dagbesteding en sociale activiteiten.
In beroep heeft het college aangevuld dat het gegeven dat de begeleiding in eisers geval medisch noodzakelijk is niet impliceert dat er geen sprake kan zijn van gebruikelijke zorg. Het college verwijst naar een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 16 november 2016 (ECLI:NL:CRVB:2016:4351). Het college is zich ervan bewust dat de zorg die de ouders van eiser leveren in omvang en intensiteit de gebruikelijke hulp overstijgt. Dat neemt echter niet weg dat van eisers ouders verwacht mag worden dat zij aan eiser gebruikelijke hulp bieden. Gebruikelijke hulp in de zin van de Wmo 2015 is een breder begrip en ziet ook op andere onderdelen dan het begrip gebruikelijke zorg zoals dat bekend was onder de Wmo 2007 en de AWBZ, waarbij gebruikelijke zorg slechts zag op het bieden van zorg bij het voeren van een huishouden. Blijkens de Memorie van Toelichting (MvT) bij de Wmo 2015 (TK 2013-2014, 33 841, nr. 3, p. 114) dient wat onder gebruikelijke hulp valt te worden bepaald door wat op dat moment naar algemene aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht. Voorts stelt de MvT dat het aan de indicatiesteller is om te bepalen voor hoeveel professionele zorg iemand in aanmerking komt. Bij de bepaling of er in het onderhavige geval sprake is van zorg die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de ouders van eiser, nu zij tezamen met eiser één huishouden vormen, heeft het college onder meer aansluiting gezocht bij hoofdstuk 4 van de CIZ Indicatiewijzer (versie 7.1 juli 2014). Daarnaast heeft het college de individuele omstandigheden van eiser betrokken bij zijn afweging. Daarbij acht het college van belang dat uit het onderzoek zoals opgenomen in het plan van aanpak, maar ook uit de aanvraag, duidelijk naar voren komt dat de ouders van eiser de zorg verlenen en dat eiser op dit moment geen andere zorg duldt en dat dit ook niet wenselijk is. Er is geenszins sprake van overbelasting bij de ouders of andere fysieke problemen waardoor zij niet in staat zouden zijn om de zorg te leveren. Voorts is het van belang dat beide ouders de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt en zij allebei naar evenredigheid, zoals opgemaakt kan worden uit de overgelegde zorgovereenkomsten, de zorg aan eiser verlenen.
2. Eiser heeft in beroep samengevat aangevoerd dat de medisch adviseur 48,5 uur per week begeleiding indiceert. Nu dat medisch noodzakelijke hulp betreft aan een volwassene, is daarmee volgens eiser reeds duidelijk dat dat geen gebruikelijke zorg is voor eisers ouders. Daarnaast stelt eiser, verwijzend naar de wetsgeschiedenis blijkend uit Tweede Kamerstukken, dat de vraag of sprake is van gebruikelijke hulp niet afhankelijk is van de mening van het college maar dient te worden beantwoord naar algemeen aanvaarde opvattingen. Voorts stelt eiser dat door het college niet is onderbouwd waarom bepaalde taken als gebruikelijke hulp moeten worden aangemerkt en waarom dit dan 20,5 uur betreft.
3. Het juridisch kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
4. In geschil is of het bestreden besluit, waarbij aan eiser op grond van de Wmo 2015 een pgb voor individuele begeleiding gedurende 28 uur is toegekend, standhoudt. Het uurtarief voor individuele begeleiding van € 23,53 staat niet ter discussie.
Het college heeft voormeld besluit mede gebaseerd op de conclusies van medisch adviseur [naam arts] . De medisch adviseur heeft eiser tijdens een huisbezoek gezien en dossieronderzoek verricht. Voorts heeft de medisch adviseur informatie van eisers behandelend specialist bij zijn beoordeling betrokken. De medisch adviseur heeft onder meer gerapporteerd dat eiser bekend is met psychische problemen. Er is sprake van een gestelde diagnose, die valt onder een psychotisch ziektebeeld. Daarnaast is sprake van problemen op het gebied van de stemmingsstoornissen. Eiser krijgt nagenoeg altijd begeleiding van de ouders voor de dagelijkse gang van zaken. Dit is inclusief wekken, zorgen dat de persoonlijke verzorging gebeurt, aansturen voor aankleden, toezicht op het nemen van de maaltijden, het overnemen van de administratie, opvang in de nachtelijke uren wanneer dit noodzakelijk is en het begeleiden van activiteiten (zowel binnenshuis als buitenshuis). Eiser heeft een ambulante rechterlijke machtiging. Uit de beschreven situatie blijkt volgens de arts dat er sprake is van intensieve begeleiding, 7 dagen per week. Dit om eventuele calamiteiten voor te zijn en ervoor te zorgen dat eiser een zo normaal mogelijk leven kan leiden. Probleem blijft hierbij het ziekte-inzicht van eiser. Indien deze begeleiding er niet zou zijn in de intensiteit die er nu is, zou eiser naar verwachting decompenseren en zou zijn situatie fors verergeren. Vanuit medisch oogpunt zou decompensatie vermeden moeten worden en is er sprake van een medische noodzaak tot intensieve begeleiding. De begeleiding wordt nu verzorgd door de ouders. Deze lijken ook de juiste personen te zijn voor de begeleiding. Zij kennen eiser het beste en weten hem ook op de juiste wijze aan te sturen. Concluderend kan volgens de medisch adviseur gesteld worden dat er sprake is van een medische noodzaak tot intensieve begeleiding van eiser. Gelet op de activiteiten van eiser wordt er door de ouders 50 tot 60 uur begeleiding geleverd per week. Vanuit medisch oogpunt is er in ieder geval sprake van een ondersteuning voor overname van de administratie (1 uur per week), begeleiding voor de ADL (wakker maken, persoonlijke verzorging, maaltijden, medicatie, etc) (8,5 uur per week) plannen van activiteiten en evaluatie (7 uur per week) nachtelijke opvang bij dreigende decompensatie (7 uur per week) begeleiding activiteiten binnenshuis en buitenshuis (25 uur per week). Vanuit medisch oogpunt is er volgens de medisch adviseur derhalve een noodzaak voor 48,5 uur per week begeleiding.
Het college heeft van deze door de medisch adviseur medisch noodzakelijk geachte uren aan eiser 28 uur begeleiding toegekend. De resterende medisch noodzakelijke begeleiding van 20,5 uur dient volgens het college als gebruikelijke hulp te worden aangemerkt.
Eiser kan zich hiermee niet verenigen en heeft aangevoerd dat uit het gegeven dat de medisch adviseur de zorg als medisch noodzakelijke hulp heeft aangemerkt al kan worden afgeleid dat er geen sprake is van gebruikelijke hulp.
De rechtbank kan eiser in dit standpunt niet volgen. Gelet op de namens eiser ter zitting gegeven toelichting lijkt hij er bij dat standpunt van uit te gaan dat medisch noodzakelijke hulp medische zorg betreft. De rechtbank acht dat niet juist. Medisch noodzakelijke hulp is alle zorg die noodzakelijk is als gevolg van de medische toestand van eiser en houdt niet per definitie een medische handeling in.
Gelet op de door het college toegekende begeleiding ('Plannen van activiteiten en evaluatie: 7 uur per week; Nachtelijke opvang bij dreigende decompensatie: 7 uur per week en Begeleiding activiteiten binnens- en buitenshuis: 14 uur per week), stelt de rechtbank vast dat het derhalve nog gaat om de volgende begeleiding:
  • Administratie: 1 uur per week
  • Begeleiding voor ADL: 8,5 uur per week
  • Begeleiding activiteiten binnens- en buitenshuis: 11 uur per week
De vraag die partijen verdeeld houdt is of deze begeleiding als gebruikelijke hulp moet worden aangemerkt; of deze hulp naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid van eisers ouders verwacht mag worden. Het college heeft ter beantwoording van deze vraag mede aangeknoopt bij de Indicatiewijzer van het CIZ. De rechtbank stelt vast dat er geen basis is in de wet of regelgeving voor verplichte toepassing van de Indicatiewijzer. Alhoewel de rechtbank van oordeel is dat de Indicatiewijzer als hulpmiddel kan dienen om te beoordelen of sprake is van gebruikelijke hulp, is het aan het college om deugdelijk te motiveren dat daarvan in het individuele geval sprake is. Een enkele verwijzing naar de Indicatiewijzer volstaat niet. De rechtbank overweegt voorts ten aanzien van de vraag of in het geval van eiser sprake is van gebruikelijke hulp als volgt.
Administratie
Dit geschilpunt betreft het overnemen door de ouders van de administratie van een volwassen verzekerde die zelf niet in staat is de administratie te voeren. De rechtbank is van oordeel dat deze overname naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid van de ouders mag worden verwacht en dus als gebruikelijke hulp kan worden beschouwd. Het college heeft dan ook terecht geweigerd een maatwerkvoorziening hiervoor te verlenen.
Begeleiding voor ADL
De medisch adviseur heeft in zijn rapportage een opsomming gegeven van de activiteiten waarvoor ADL-begeleiding nodig is en die door eisers ouders wordt gegeven. Het gaat om: wekken, zorgen dat de persoonlijke verzorging gebeurt, aansturen voor aankleden en toezicht op het nemen van de maaltijden en de medicatie. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de hoeveelheid van activiteiten, verspreid over de gehele dag, in combinatie met eisers leeftijd niet kan worden gesteld dat deze hulp naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid van eisers ouders gevergd kan worden. De rechtbank merkt nog op dat ‘Begeleiding voor ADL’ in de Indicatiewijzer bij volwassenen ook niet wordt genoemd als gebruikelijke zorg. Persoonlijke verzorging van volwassen inwonende kinderen en andere volwassen huisgenoten, anders dan partners onderling, wordt op grond van de Indicatiewijzer in ieder geval niet als gebruikelijke zorg aangemerkt. De Indicatiewijzer kan op dit punt dan ook geen onderbouwing vormen voor het standpunt dat er sprake is van gebruikelijke hulp. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college deze begeleiding ten onrechte als gebruikelijke hulp aangemerkt en ten onrechte een maatwerkvoorziening (in de vorm van een pgb) hiervoor geweigerd. Het bestreden besluit houdt in zoverre dan ook geen stand.
Begeleiding activiteiten binnens- en buitenshuis
Het college stelt dat niet alle activiteiten die eiser tezamen met zijn ouders binnens- en buitenshuis verricht gecompenseerd dienen te worden. De helft van het door eiser aangegeven aantal uren per dag van vier merkt het college aan als bovengebruikelijke hulp.
Het college heeft aangegeven dat het bij het geven van deze begeleiding gaat om begeleiding bij deelname aan het normaal maatschappelijk verkeer, waaronder het bezoeken van eisers vriend, de kapper, de huisarts, winkelen etc. Dit blijkt echter niet uit de rapportage van de medisch adviseur. Daaruit is niet op te maken voor welke activiteiten binnens- en buitenshuis eiser begeleiding nodig heeft. De rechtbank acht daardoor niet dan wel onvoldoende inzichtelijk welke activiteiten het betreft. Naar het oordeel van de rechtbank had het op de weg van de medisch adviseur dan wel het college gelegen om een overzicht te geven van de afzonderlijke activiteiten, hoeveel tijd daarmee per activiteit is gemoeid en welke activiteit volgens het college gebruikelijke hulp betreft. De rechtbank acht het nalaten hiervan onzorgvuldig. Bovendien acht de rechtbank onvoldoende gemotiveerd waarom het college besloten heeft de helft van het aantal uren van deze begeleiding aan te merken als gebruikelijke hulp, temeer nu in het geheel niet duidelijk is welke activiteiten het betreft en hoeveel tijd daar, per activiteit, mee is gemoeid. Ook in zoverre houdt het bestreden besluit daarom geen stand.
5. Het beroep zal gegrond worden verklaard en de rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen voor zover dat betrekking heeft op de weigering een maatwerkvoorziening (in de vorm van een pgb) toe te kennen voor ‘Begeleiding voor ADL’ en voor ‘Begeleiding activiteiten binnens- en buitenshuis’. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien ten aanzien van de ‘Begeleiding voor ADL’, in die zin dat aan eiser over de periode van 1 mei 2016 tot en met 30 april 2017 hiervoor een maatwerkvoorziening (in de vorm van een pgb) wordt toegekend gedurende 8,5 uur per week. Voor wat betreft de ‘Begeleiding activiteiten binnens- en buitenshuis’ beschikt de rechtbank over te weinig informatie om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of om zelf in de zaak te voorzien. De rechtbank kiest evenmin voor toepassing van de bestuurlijke lus, omdat dat naar verwachting geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. Voor dat onderdeel zal het college een nieuw besluit op het bezwaar moeten nemen.
6. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiser te worden vergoed.
7. De rechtbank zal het college veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 990,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 495, en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit voor zover dat betrekking heeft op de weigering een
maatwerkvoorziening (in de vorm van een pgb) toe te kennen voor ‘Begeleiding voor
ADL’ en voor ‘Begeleiding activiteiten binnens- en buitenshuis’;
- herroept het primaire besluit voor zover dat betrekking heeft op ‘Begeleiding voor ADL’
en bepaalt dat aan eiser over de periode van 1 mei 2016 tot en met 30 april 2017 hiervoor
een maatwerkvoorziening (in de vorm van een pgb) wordt toegekend gedurende 8,5 uur
per week;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
  • draagt het college op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak ten aanzien van de ‘Begeleiding activiteiten binnens- en buitenshuis’ een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt het college op het betaalde griffierecht van € 46,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 990,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Karsten-Badal, voorzitter, mr. E.S.M. van Bergen en mr. M.Z.B. Sterk, leden, in aanwezigheid van mr. H.D. Sebel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 september 2017.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

BIJLAGE

Juridisch kader

Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
Artikel 1.1.1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: (…)
-
gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten (…).
Artikel 1.2.1
Een ingezetene van Nederland komt overeenkomstig de bepalingen van deze wet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening, bestaande uit:
a. door het college van de gemeente waarvan hij ingezetene is, te verstrekken ondersteuning van zijn zelfredzaamheid en participatie, voor zover hij in verband met een beperking, chronische psychische of psychosociale problemen niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk voldoende zelfredzaam is of in staat is tot participatie (…).
Artikel 2.3.2
1. Indien bij het college melding wordt gedaan van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning, voert het college in samenspraak met degene door of namens wie de melding is gedaan en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers dan wel diens vertegenwoordiger, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken, een onderzoek uit overeenkomstig het tweede tot en met achtste lid. Het college bevestigt de ontvangst van de melding.
(…)
4. Het college onderzoekt:
a. de behoeften, persoonskenmerken en de voorkeuren van de cliënt;
b. de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te verbeteren of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
c. de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
d. de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;
e. de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, onderscheidenlijk de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
f. de mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid, zijn participatie of aan beschermd wonen of opvang;
g. welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4, verschuldigd zal zijn. (…)
Artikel 2.3.5
(…) 3. Het college beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
Verordening maatschappelijke ondersteuning Tilburg 2016
Artikel 1
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: (…)
h.
gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten (…).
Artikel 2.2
1. Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en degene door of namens wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig: (…)
c. de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang (…).
Artikel 4.1
2. Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening:
a. ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven (…).
Artikel 4.7
1. Het college verstrekt geen maatwerkvoorziening: (…)
b. als de cliënt op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk de beperkingen kan wegnemen (…).
Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg 2016
Artikel 10.2
(…) 7. Om in aanmerking te komen voor een persoonsgebonden budget moet er sprake zijn van boven gebruikelijke zorg.