Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
5.Proceskosten
6.Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 augustus 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de ontvanger van de Belastingdienst over de berekening van invorderingsrente. De belanghebbende had een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen ontvangen, met een totaal te betalen bedrag van € 430.849, waarvan de uiterste betaaltermijn op 27 maart 2015 lag. De belanghebbende verzocht om uitstel van betaling, wat verleend werd, maar overschreed uiteindelijk de betalingstermijn. De ontvanger heeft daarop invorderingsrente in rekening gebracht, wat de belanghebbende betwistte.
De rechtbank oordeelde dat de ontvanger terecht invorderingsrente had berekend, aangezien de belanghebbende de betalingstermijn had overschreden. De rechtbank stelde vast dat een verleend uitstel van betaling niet afdoet aan de wettelijke verschuldigdheid van invorderingsrente, tenzij er bijzondere gevallen zijn, wat hier niet het geval was. De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond en bevestigde de beslissing van de ontvanger om invorderingsrente in rekening te brengen.
De rechtbank concludeerde dat de ontvanger de invorderingsrente correct had berekend en dat de belanghebbende niet had aangetoond dat de rente onterecht was opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.