ECLI:NL:RBZWB:2017:4541
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de dagloonberekening en de toepassing van de WAO-regelgeving in een arbeidsongeschiktheidszaak
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 juli 2017, betreft het een beroep van eiser tegen een besluit van het UWV over de vaststelling van zijn dagloon in het kader van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Eiser, die sinds 8 mei 2000 een WAO-uitkering ontvangt, betwist de herziening van zijn dagloon en stelt dat deze in strijd is met het loondervingsbeginsel en dat er geen rekening is gehouden met zijn eerder ontstane WAO-recht. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelt dat het UWV de uitkering correct heeft berekend volgens de geldende regelgeving.
De rechtbank overweegt dat de Dagloonregelen W.A.O. sinds 1 januari 2006 zijn vervallen en dat eiser geen aanspraak kan maken op toepassing van deze regels op basis van overgangsrecht. De rechtbank stelt vast dat de berekening van het dagloon door het UWV in overeenstemming is met de wet en dat eiser niet in een nadeligere positie is komen te verkeren door de herziening. De rechtbank wijst ook de beroepsgrond van eiser af dat er sprake is van een inbreuk op zijn eigendomsrecht, aangezien de wetgever niet heeft onderkend dat de nieuwe regeling minder gunstig kan zijn dan de oude regeling. De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eiser niet slagen en verklaart het beroep ongegrond.