ECLI:NL:RBZWB:2017:3767
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
WIA-loonsanctie en procesbelang bij re-integratie-inspanningen
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 juni 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werkgever en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over een loonsanctie in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). De werkgever, eiseres, had beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 20 april 2016, waarin een loonsanctie werd opgelegd vanwege onvoldoende re-integratie-inspanningen van de werknemer. De werknemer had gedurende de loonsanctieperiode werkzaamheden verricht en loon ontvangen, maar de werkgever was het niet eens met de opgelegde re-integratie-inspanning en stelde dat zij geen financieel nadeel had ondervonden van de loonsanctie.
De rechtbank oordeelde dat er geen actueel procesbelang was voor de werkgever, omdat het door haar aangevoerde belang onzeker en abstract was. De rechtbank stelde vast dat de loonsanctie een periode van 52 weken betrof die eindigde op 24 november 2016, en dat de werknemer gedurende deze periode had gewerkt conform zijn dienstverband. De rechtbank concludeerde dat er geen voldoende procesbelang was om het beroep te behandelen, en verklaarde het beroep van de werkgever niet-ontvankelijk.
De uitspraak benadrukt het belang van procesbelang in bestuursrechtelijke procedures en de noodzaak voor een concreet en actueel belang om een beroep te kunnen doen op de rechter. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd, en de beslissing is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.