In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 juni 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende, woonachtig in Thailand, en de inspecteur van de Belastingdienst over een conserverende aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2010. De inspecteur had de aanslag opgelegd op basis van de aangifte van de belanghebbende, die aangaf dat hij vanaf 14 december 2010 inwoner van Thailand was. De rechtbank moest beoordelen of de belanghebbende in 2010 nog als binnenlands belastingplichtige kon worden aangemerkt.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende sinds 2008 nagenoeg permanent in Thailand verbleef en geen duurzame band van persoonlijke aard meer had met Nederland. Hij had zijn woning in Nederland opgezegd, zijn zorgverzekering beëindigd en verbleef slechts enkele weken per jaar in Nederland. De rechtbank concludeerde dat de belanghebbende al vóór 2010 was opgehouden binnenlands belastingplichtige te zijn. Hierdoor was het opleggen van de conserverende aanslag over het jaar 2010 niet mogelijk.
De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar en de conserverende aanslag. Tevens werd de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende, vastgesteld op € 1.482, en moest het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 46 worden vergoed.