ECLI:NL:RBZWB:2017:2720

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 april 2017
Publicatiedatum
4 mei 2017
Zaaknummer
AWB 16_2589
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag wegens ongeschiktheid en onbekwaamheid van een ambtenaar na herhaalde beoordelingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 april 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een ambtenaar, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woudrichem. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 15 maart 2016, waarbij haar ongeschiktheidsontslag werd verleend. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in de afgelopen jaren vier keer is beoordeeld, met als eindoordelen 'matig', 'matig', 'slecht' en 'slecht'. Deze beoordelingen zijn in rechte onaantastbaar geworden, wat betekent dat eiseres niet heeft betwist dat zij niet voldeed aan de eisen van haar functie.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het college voldoende deugdelijk heeft onderbouwd dat eiseres tekortschiet op verschillende vlakken, waaronder inhoudelijke kennis, digitale vaardigheden, communicatie met collega's en werkhouding. Eiseres is herhaaldelijk aangesproken op haar functioneren en heeft meerdere keren de gelegenheid gekregen om haar functioneren te verbeteren. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen aanwijzingen zijn dat de tekortkomingen voortkomen uit ziekte of gebrek, en dat het college in redelijkheid van zijn ontslagbevoegdheid gebruik heeft kunnen maken.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van deugdelijke feitenvaststelling en de rol van beoordelingen in het kader van ontslag op grond van onbekwaamheid of ongeschiktheid.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 16/2589 AW

uitspraak van 24 april 2017 van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [woonplaats] ,

eiseres, gemachtigde: mr. P. Bots,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woudrichem, verweerder, gemachtigde: mr. M.T.J.H. Berns.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 15 maart 2016 (bestreden besluit) van het college inzake ongeschiktheidsontslag.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 15 maart 2017. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, door afdelingshoofd [naam afdelingshoofd] , door interimcoördinator [naam coördinator] en door adviseur P&O [naam adviseur] .

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres is vanaf 1993 werkzaam geweest als Senior medewerker documentaire informatievoorziening bij de werkeenheid [naam werkeenheid] .
Vanaf mei 2012 zijn met eiseres functionerings-, voortgangs- en beoordelingsgesprekken gevoerd.
Bij brief van 18 juni 2015 heeft het college eiseres het voornemen meegedeeld om haar met ingang van 1 augustus 2016 ontslag te verlenen wegens ongeschiktheid en/of onbekwaamheid voor de vervulling van haar betrekking.
Eiseres heeft haar zienswijze op het ontslagvoornemen naar voren gebracht. Zij meent dat geen sprake is van een ernstig disfunctioneren maar van een ernstig duurzame ontwrichting in de relatie met leidinggevende [naam afdelingshoofd] .
Bij besluit van 14 juli 2015 (primair besluit) heeft het college met ingang van 1 augustus 2016 aan eiseres het voorgenomen ontslag eervol verleend.
Bij het bestreden besluit heeft het college het door eiseres gemaakt bezwaar tegen het primaire besluit, overeenkomstig het advies van de Commissie van advies voor bewaarschriften inzake rechtspositionele aangelegenheden van de gemeente Woudrichem, ongegrond verklaard. Het primaire besluit is niet herroepen.
2. Eiseres heeft in beroep, samengevat, betwist dat op basis van een deugdelijke feitenvaststelling is komen vast te staan dat zij ongeschikt of onbekwaam is voor haar functie. Zij is voorts van mening dat zij onvoldoende in de gelegenheid is gesteld om het gestelde disfunctioneren te verbeteren. Nagelaten is om een verbetertraject aan te bieden. Individuele ondersteuning is aangeboden middels gesprekken met haar leidinggevende. Deze ondersteuning is echter niet specifiek gericht geweest op de verbeterpunten. Andere ondersteuning was niet individueel op eiseres gericht, maar op de afdeling. Deze coaching was niet het gevolg van het gestelde disfunctioneren van eiseres, maar betrof scholing in het kader van het voorzien van scholingsbehoeften vanuit de afdeling. Het college heeft nagelaten actief het gestelde disfunctioneren te verbeteren.
3. In artikel 8:6, eerste lid, van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling en Uitwerkingsovereenkomst is bepaald dat de ambtenaar kan worden ontslagen op grond van onbekwaamheid of ongeschiktheid voor het door hem beklede ambt, anders dan op grond van ziels- of lichaamsgebreken.
Volgens vaste jurisprudentie, zoals de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 1 maart 2007 (ECLI:NL:CRVB:2007:BA0562), moet de zogenoemde functionele ongeschiktheid zich uiten in het ontbreken van eigenschappen, mentaliteit en instelling die voor het op goede wijze vervullen van de functie vereist zijn. Deze ongeschiktheid moet worden aangetoond aan de hand van concrete gedragingen van de ambtenaar. Voorts zal in het algemeen van een ontslag op de hiervoor genoemde grond niet eerder sprake kunnen zijn dan nadat de ambtenaar door het bevoegd gezag op zijn functioneren of gedrag is aangesproken en in de gelegenheid is gesteld dit te verbeteren.
4. De rechtbank stelt vast dat eiseres niet in rechte is opgekomen tegen de beoordelingen die zijn vastgesteld op 4 juni 2012, 11 november 2013, 23 maart 2015 en 18 juni 2015. De beoordelingen zijn dan ook in rechte onaantastbaar geworden.
Die beoordelingen hebben betrekking op de periode die, met onderbrekingen, duurt van maart 2009 tot 15 juni 2015. Het eindoordeel van die beoordelingen is vastgesteld op respectievelijk ‘matig’, ‘matig’, ‘slecht’ en ‘slecht’.
Gelet op vaste jurisprudentie, zoals de uitspraak van de CRvB van 6 maart 2008 (ECLI:NL:CRVB:2008:BC6939), moet grote betekenis worden toegekend aan een in rechte onaantastbaar geworden beoordeling, en de rechtbank neemt de genoemde beoordelingen als uitgangspunt. Gezien de inhoud van deze beoordelingen, in samenhang met de verslagen van gesprekken waarin het functioneren van eiseres is besproken, is naar het oordeel van de rechtbank voldoende deugdelijk onderbouwd dat eiseres op belangrijke onderdelen van haar functie tekortschoot. Dit betrof met name het tekortschieten op inhoudelijk vlak, het zich niet aanpassen aan de digitale werkomgeving, de gebrekkige kennis van ICT-toepassingen, de communicatie met collega’s en de werkhouding.
Wat eiseres in beroep tegen het bestreden besluit heeft aangevoerd geeft geen aanleiding tot een ander oordeel over haar functioneren. Eiseres heeft een Adviesrapport ArbeidsmarktServiceCentrum van 9 oktober 2015 overgelegd, en zij ontleent daaraan dat zij wel over de competenties beschikt om goed te functioneren. Dat rapport bevat echter geen aanwijzingen dat eiseres in dienst van de gemeente beter functioneerde dan het college heeft beschreven.
De beroepsgrond dat het ontbreekt aan een deugdelijke feitenvaststelling slaagt dan ook niet.
5. Eiseres betwist dat zij voldoende is aangesproken op haar functioneren. De rechtbank ontleent aan de stukken een ander beeld. Eiseres is met het tekortschieten van haar functioneren geconfronteerd in functionerings- en voortgangsgesprekken op 13 december 2011, 20 november 2012, 10 februari 2014, 12 mei 2014, 20 mei 2014, 10 juli 2014, 9 februari 2015, 5 maart 2015, 30 maart 2015, 13 april 2015, 23 april 2015, 11 mei 2015, 21 mei 2015 en 8 juni 2015. Ook in brieven van 9 februari 2012, 24 juni 2014 en 11 maart 2015 heeft leidinggevende [naam afdelingshoofd] eiseres de noodzaak van verbetering van haar functioneren voorgehouden. Daarnaast zijn er de beoordelingen die in de overwegingen 1 en 4 van deze uitspraak zijn beschreven.
Naar het oordeel van de rechtbank komt uit de verslagen van deze gesprekken en uit deze brieven onmiskenbaar naar voren dat eiseres herhaaldelijk individueel is aangesproken op de tekortkomingen in haar functioneren.
De beroepsgrond dat eiseres onvoldoende is aangesproken op haar functioneren slaagt dan ook niet.
6. Eiseres betwist voorts dat zij in de gelegenheid is gesteld haar functioneren te verbeteren. De rechtbank is echter uit de stukken gebleken dat eiseres cursussen zijn aangeboden, dat de functionarissen [naam functionaris1] , [naam functionaris2] en [naam coördinator] eiseres hebben begeleid, dat speciaal voor eiseres werkbeschrijvingen zijn gemaakt en dat in haar directe werkomgeving ondersteuning aanwezig was. [naam coördinator] zat tegenover haar. Uit e-mailberichten van [naam functionaris2] blijkt dat eiseres in 2014 nagenoeg dagelijks is gewezen op tekortkomingen in haar werk, dat daarbij in de vorm van concrete tekstsuggesties is uiteengezet hoe het wel had gemoeten en dat daarover, eveneens veelvuldig, met eiseres is gesproken. Ter zitting heeft eiseres verklaard dat zij vrijwel dagelijks een foutenoverzicht kreeg en dat die overzichten werden bediscussieerd. Dit leidt tot de conclusie dat eiseres meermaals de gelegenheid heeft gehad haar functioneren te verbeteren en in lijn te brengen met wat vereist is voor een goede functievervulling.
De rechtbank sluit niet uit dat eiseres, waar zij volgens haar eigen verklaring intimidatie, dreiging, samenspanning en een afrekencultuur heeft ervaren, onvoldoende heeft onderkend dat sprake was van begeleiding die gericht was op de verbetering van haar functioneren en die noodzakelijk was voor het behoud van haar aanstelling.
De beroepsgrond dat eiseres onvoldoende in de gelegenheid is gesteld haar functioneren te verbeteren slaagt dan ook niet.
7. Van aanwijzingen dat de tekortkomingen in het functioneren (mede) voortkomen uit ziekte of gebrek is niet gebleken. Het college heeft dan ook geen onderzoek hoeven in te stellen naar het bestaan van een medische oorzaak van de ongeschiktheid. Ook de daarop betrekking hebbende beroepsgrond kan niet slagen.
8. De rechtbank concludeert dat het college bevoegd was eiseres te ontslaan. Niet is gebleken dat het college in redelijkheid van die bevoegdheid geen gebruik heeft kunnen maken. Het beroep dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Toekoen, voorzitter, en mr. D. van Kralingen en mr. E.S.M. van Bergen, leden, in aanwezigheid van mr. P. Oudkerk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 april 2017.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.