6.3.Over de beoordeling van eisers arbeidsvermogen overweegt de rechtbank als volgt. Om van arbeidsvermogen te kunnen spreken moet gedurende tenminste een periode van een uur aaneengesloten gewerkt kunnen worden. Volgens het Compendium staat in de Nota van Toelichting bij het Sb vermeld dat men hier doelt op het zelfstandig functioneren van de betrokkene in relatie tot de continuïteit van het productieproces. Daarbij gaat het er uitsluitend om dat niet vaker dan een keer per uur een substantiële onderbreking van het productieproces noodzakelijk is om de betrokkene bij te sturen. De noodzaak om iemand bij te sturen is er als hij zelf niet kan onderkennen dat hij op enig moment niet adequaat functioneert en/of zichzelf daarin niet kan corrigeren. Het is niet relevant of er tijdens de werkzaamheden toezicht moet worden uitgeoefend, ook al is dat permanent noodzakelijk, dan wel of betrokkene het werk even onderbreekt, bijvoorbeeld om zich te vertreden. Het gaat er met andere woorden om dat het normale productieproces zonder al te veel onderbreking door kan blijven gaan. Het begrip ‘ten minste een periode van een uur aaneengesloten’ moet volgens het Compendium in zoverre als indicatief worden beschouwd, omdat het niet mogelijk is om exact te meten of te beoordelen of eventuele bijsturing net wel of net niet binnen de aaneengesloten periode van een uur moet plaatsvinden. Als de conclusie luidt dat betrokkene gedurende ten minste een periode van een uur aaneengesloten kan werken, moet daarom uit de onderbouwing blijken dat onderbreking van het productieproces zeker niet binnen de periode van een uur noodzakelijk is.
De rechtbank overweegt dat uit de medische informatie van GGZ Breburg van
4 februari 2016 en de overgelegde behandelplannen blijkt dat met eiser gewerkt wordt aan bepaalde doelen, zoals op tijd komen, een uur aaneengesloten werken en leren omgaan met boosheid en irritatie en lichamelijk ongemak. Ook blijkt dat de komende jaren nog steeds aan deze doelen gewerkt zal worden. Gerapporteerd wordt dat eiser moeite heeft met de tijdsduur van de activiteiten en dat eraan gewerkt wordt dat hij een uur aaneengesloten werkt binnen het activiteitencentrum. Bij de start van de activiteiten moest eiser om de 10 minuten even gaan lopen; nu (de rechtbank begrijpt: in februari 2016 en aldus ná het beoordelingsmoment van arbeidsvermogen) is het zover dat eiser nog maar een keer pauze houdt per uur. Het streven is dat hij het een heel uur volhoudt en daar wordt aan gewerkt.
Ter zitting heeft eiser toegelicht dat hij zijn activiteiten bij de dagbesteding minstens een keer per uur onderbreekt vanwege pijnklachten en PDD-NOS, in die zin dat hij dan de ruimte verlaat, gaat wandelen en na ongeveer 20 minuten terugkomt, hetgeen bij de dagbesteding mogelijk is. Ter zitting heeft de heer Ansems als begeleider van eiser deze toelichting bevestigd en daaraan toegevoegd dat eiser bij de dagbesteding altijd kan pauzeren indien het hem door zijn pijnklachten teveel wordt.
De rechtbank is van oordeel dat een dergelijke (lange) pauze zoals die door eiser wordt beschreven en die niet door het UWV is weersproken, niet aangemerkt kan worden als een normale onderbreking van het productieproces om de betrokkene bij te sturen zoals bedoeld in het Compendium, waar staat beschreven dat het erom gaat dat het normale productieproces zonder al te veel onderbreking door kan blijven gaan. Volgens het Compendium moet bovendien, als de conclusie luidt dat betrokkene gedurende ten minste een periode van een uur aaneengesloten kan werken, uit de onderbouwing blijken dat zeker niet binnen de periode van een uur onderbreking van het productieproces noodzakelijk is. Een dergelijke onderbouwing is door het UWV niet gegeven.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat eiser niet in staat is een periode van een uur aaneengesloten te werken, zodat het arbeidsvermogen ontbreekt. Het UVW heeft in het bestreden besluit aldus ten onrechte geconcludeerd dat eiser arbeidsvermogen heeft. Op grond daarvan heeft het UWV eveneens ten onrechte besloten eisers Wajong-uitkering per 1 januari 2018 te verlagen naar 70%.
7. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard en de rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank zal voorts het primaire besluit herroepen. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien en te bepalen dat eiser geen arbeidsvermogen in de zin van het Sb heeft.
8. Eiser heeft tevens verzocht om vergoeding van de schade. De rechtbank wijst dit verzoek af, nu op geen enkele wijze is toegelicht of onderbouwd waaruit de – materiële of immateriële – schade zou bestaan.
9. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiser te worden vergoed.
10. De rechtbank zal het UWV veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 990,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 495, en wegingsfactor 1). Voorts dient het UWV de reiskosten van eiser te vergoeden tot een bedrag van € 11,76, zijnde de reiskosten op basis van openbaar vervoer, 2e klas. De overige door eiser genoemde kosten, te weten de kosten voor het opvragen van medische informatie van een deskundige tot een bedrag van € 93,29 komen eveneens voor vergoeding in aanmerking.