ECLI:NL:RBZWB:2016:6931

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 november 2016
Publicatiedatum
4 november 2016
Zaaknummer
AWB 16_121
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsvermogen en Wajonguitkering voor jonggehandicapte

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 november 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, en het UWV over de toekenning van een Wajonguitkering. Eiser had eerder een aanvraag ingediend voor een Wajonguitkering, welke door het UWV was afgewezen. De rechtbank heeft de criteria voor arbeidsvermogen zoals vastgelegd in de Wajong 2015 en het Schattingsbesluit beoordeeld. De rechtbank concludeert dat eiser niet voldoet aan de vereisten voor arbeidsvermogen, omdat hij niet in staat is om basale werknemersvaardigheden te tonen en niet in staat is om een uur aaneengesloten te werken. De rechtbank oordeelt dat de situatie van eiser duurzaam is, gezien zijn beperkte leervermogen en eerdere pogingen tot arbeidsmatige dagbesteding die niet succesvol waren. De rechtbank vernietigt het besluit van het UWV en kent eiser een Wajonguitkering toe, waarbij het UWV wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 16/121 WAJONG

uitspraak van 3 november 2016 van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , [Woonplaats eiser] , eiser,

gemachtigde: mr. J.M.C. van Gorkum,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 14 december 2015 (bestreden besluit) van het UWV inzake de weigering aan hem een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) te verstrekken.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 22 september 2016. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en zijn begeleidster van Dagbesteding Langstraat, [naam begeleidster] . Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. B.H.C. de Bruijn.

Overwegingen

1. Feiten
Eiser, geboren [geboortedatum eiser] , heeft op 22 januari 2015 een aanvraag gedaan voor een Wajonguitkering. Bij besluit van 4 mei 2015 (primair besluit) heeft het UWV geweigerd aan eiser een Wajonguitkering toe te kennen. Bij het bestreden besluit zijn de bezwaren van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
2. Wettelijk kader
2.1
Tussen partijen is niet in geschil en ook de rechtbank stelt vast dat de Wajong van toepassing is zoals die geldt per 1 januari 2015 (voor de duidelijkheid zal hierna worden gesproken over de Wajong 2015).
2.2
Ingevolge artikel 1a:1, eerste lid, van de Wajong 2015 is een jonggehandicapte de ingezetene die:
a. op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft;
b. na de in onderdeel a bedoelde dag als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en in het jaar, onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop dit is ingetreden, gedurende ten minste zes maanden studerende was.
Ingevolge artikel 1a:1, vierde lid, van de Wajong 2015 wordt onder duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben de situatie verstaan waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
In artikel 1a:1, zesde lid, van de Wajong 2015 is bepaald dat de beoordeling van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie wordt gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en voor zover nodig een arbeidskundig onderzoek.
In artikel 1a:1, achtste lid, van de Wajong 2015 is bepaald dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur met betrekking tot het eerste, vierde en zesde lid nadere regels kunnen worden gesteld.
2.3
Deze nadere regels zijn neergelegd in het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (hierna: Schattingsbesluit). Ingevolge artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit heeft betrokkene geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie als bedoeld in artikel 1a:1, eerste lid, van de Wajong 2015, indien hij:
a. geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
b. niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
c. niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
d. niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.
In het tweede lid van artikel 1a van het Schattingsbesluit is bepaald dat een taak als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, de kleinste eenheid van een functie is en bestaat uit één of meerdere handelingen.
2.4
De rechtbank overweegt dat iemand op grond van het Schattingsbesluit arbeidsvermogen heeft als hij:
1. Een taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
2. Basale werknemersvaardigheden heeft;
3. Ten minste een uur aaneengesloten kan werken; en
4. Ten minste vier uur per dag belastbaar is.
Iemand heeft alleen arbeidsvermogen als hij aan alle vier de vereisten voldoet.
2.5
De rechtbank acht het voor haar beoordeling van belang dat verduidelijkt wordt hoe elk van deze vier criteria moet worden uitgelegd. De rechtbank citeert derhalve uit de Nota van Toelichting (Staatsblad 2014, 359).
In de Nota van Toelichting (Staatsblad 2014, 359, blz. 6 en 7) staat over het criterium “een taak in een arbeidsorganisatie kunnen uitvoeren” onder meer het volgende vermeld:

Ad 1 Een taak kunnen uitvoeren
Het eerste punt van de beoordeling richt zich op de vraag of iemand een taak die verricht wordt in een arbeidsorganisatie kan uitvoeren. Een taak is de kleinste eenheid van een functie en bestaat uit één of meerdere handelingen. Een arbeidsorganisatie is een georganiseerde vorm waarbinnen arbeidsprestaties geleverd worden.
Om te toetsen of iemand een taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie zal het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) een takenbestand aanleggen. (…) Het takenbestand zal een breed spectrum van de Nederlandse arbeidsmarkt beslaan, zoals de sectoren groen, zorg, dienstverlening en productie. De taken worden als het ware «gedestilleerd» uit meerdere functies, zoals die in Nederland bij reguliere bedrijven worden uitgevoerd. Hiermee is gegarandeerd dat de taken generiek en divers zijn geformuleerd en op meerdere plaatsen voorkomen, en niet uniek zijn. (…) Het is niet nodig dat de geselecteerde taken als zodanig als een functie voorkomen op de arbeidsmarkt. Waar het om gaat is dat de taken geselecteerd zijn uit functies die daadwerkelijk voorkomen, en dat de taken voor kunnen komen. (…) Bij de beoordeling van arbeidsvermogen wordt niet gekeken of de taak die iemand kan uitvoeren ook bestaat in de vorm van een specifieke baan die op dat moment beschikbaar is op de arbeidsmarkt. De beoordeling is een theoretische, net als de overige arbeidsongeschiktheidsbeoordelingen.
De beoordeling of iemand een taak kan uitvoeren vindt op taakniveau plaats. De beoordeling begint bij de inventarisatie van de activiteiten in het dagelijks leven. Daarbij worden de verschillende taken die iemand in het dagelijks leven uitvoert in kaart gebracht. Het zwaartepunt ligt daarbij op taken die vergelijkbaar zijn met taken in het takenbestand. Zo kunnen één of meer taken uit het takenbestand worden benoemd die de cliënt in beginsel kan uitvoeren. Vervolgens wordt getoetst of hij kan voldoen aan de taakspecifieke eisen uit de taakomschrijving. Is dat het geval dan kan iemand de betreffende taak of taken uitvoeren.
Als iemand in staat is buiten de arbeidssfeer bepaalde taken uit te voeren, zou hij dat in beginsel ook binnen de context van betaalde arbeid moeten kunnen. Is er geen taak te vinden die iemand kan uitvoeren (bijvoorbeeld door ontbrekende fysieke mogelijkheden of door verstandelijke beperkingen), dan is er geen arbeidsvermogen. Mocht het geval zich voordoen dat iemand in het dagelijks leven geen taken uitvoert, dan zal UWV wel beoordelen of deze persoon wel een taak zou kunnen uitvoeren. Als iemand, aan de andere kant, werkt, wordt dit feit ook gebruikt als onderbouwing voor het hebben van arbeidsvermogen.”
In de Nota van Toelichting (Staatsblad 2014, 359, blz. 7) staat over het criterium “beschikken over basale werknemersvaardigheden” het volgende vermeld:

Ad 2 Basale werknemersvaardigheden
Als iemand bepaalde handelingen kan verrichten die samen een taak vormen, wil dat nog niet zeggen dat hij die handelingen ook in een arbeidsorganisatie kan verrichten. Het functioneren binnen de context van een arbeidsorganisatie staat immers los van het type arbeid en het type organisatie. Er is een aantal eisen waaraan altijd moet worden voldaan. Dergelijke eisen noemen wij hier basale werknemersvaardigheden. Het gaat hierbij om andere vaardigheden dan die nodig zijn om aan de specifieke eisen van de taken uit het takenbestand te kunnen voldoen. UWV zal op dit punt beleid ontwikkelen en vastleggen.
Een voorbeeld van een basale werknemersvaardigheid is het na kunnen komen van afspraken tussen werknemer en werkgever. Zo’n afspraak kan bijvoorbeeld gaan over het op tijd op het werk verschijnen.”
Over het criterium “ten minste een uur aaneengesloten kunnen werken” staat in de Nota van Toelichting (Staatsblad 2014, 359, blz. 7) het volgende vermeld:

Ad 3 Aaneengesloten werken
De gedachte achter het derde vereiste is dat, wanneer het zelfstandig functioneren zo beperkt is dat met een te grote frequentie moet worden bijgestuurd, er te veel van de arbeidsorganisatie wordt gevergd in de zin van verstoring van de continuïteit van het productieproces. Het gaat er bij dit punt uitsluitend om dat niet vaker dan een keer per uur een substantiële onderbreking van het productieproces noodzakelijk is om de betrokkene bij te sturen. Het is niet relevant of er eventueel tijdens de werkzaamheden toezicht moet worden uitgeoefend, ook al is dat permanent noodzakelijk. Het is ook niet relevant of betrokkene het werk even onderbreekt, bijvoorbeeld om zich te vertreden.
Dit is een element dat nu ook al gebruikt wordt bij de beoordeling van de mogelijkheden van iemand in arbeid. UWV kan dit goed beoordelen en het blijkt in de praktijk relevant.”
Over het criterium “ten minste vier uur per dag belastbaar zijn” staat in de Nota van Toelichting (Staatsblad 2014, 359, blz. 7) het volgende vermeld:
“Ad 4 Minimale belastbaarheid
Indien een betrokkene medisch gezien alleen belastbaar is voor minder dan vier uur per dag zijn de mogelijkheden tot het verrichten van een arbeidsprestatie met een economische waarde marginaal. Het gaat er hierbij om dat een persoon per definitie niet in staat is vier uur per dag te werken. De persoon in kwestie is in dat geval te weinig productief om nog van arbeidsvermogen te kunnen spreken. De verhouding kosten baten is dan immers niet realistisch. Een uitzondering doet zich voor als iemand minder dan vier uur, maar wel belastbaar is voor ten minste twee uur per dag en per uur ten minste het minimumloon kan verdienen. In een dergelijk uitzonderlijk geval is ook sprake van arbeidsvermogen.
De grens is hier gesteld op vier uur per dag. Dit is een grens die de verzekeringsarts kan beoordelen; dit gebeurt nu ook al in andere arbeidsongeschiktheidsbeoordelingen. UWV gebruikt hiervoor een verzekeringsgeneeskundige richtlijn, waarin de grens van vier uur voorkomt. De reden om deze bepaling hier op te nemen is dat als iemand een loonwaarde onder het minimumloon heeft, het niet realistisch is te denken dat een werkgever hem aanneemt voor minder dan vier uur per dag. De economische waarde van deze arbeid zou dan zo klein worden dat het niet lonend is voor een werkgever. Ten slotte wordt benadrukt dat belastbaarheid niets zegt over productiviteit per uur.”
2.6
De rechtbank overweegt dat het in artikel 1a:1, eerste lid, van de Wajong 2015 neergelegde begrip van “geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie” is uitgewerkt in de vier in artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit opgesomde criteria. De rechtbank acht deze uitwerking in het Schattingsbesluit niet onverbindend.
3. Sociaal Medische Beoordeling Arbeidsvermogen (SMBA)
3.1
Het UWV moet dus beoordelen of eiser aan ten minste een van de vier genoemde
voorwaarden van artikel la, eerste lid, van het Schattingsbesluit voldoet en, indien dat het geval is, beoordelen of deze situatie duurzaam is. Daarbij maakt het UWV geen gebruik van de in zogenoemde schattingszaken gebruikte Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS)-systematiek, maar is gekozen voor de Sociaal Medische Beoordeling Arbeidsvermogen (SMBA)-systematiek. Bij deze beoordeling staat de ‘International Classification of Functioning, Disability and Health’ centraal. De rechtbank acht dit systeem als ondersteunend systeem bij de beoordeling van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie aanvaardbaar.
3.2
Voor het toepassen van de SMBA-systematiek heeft het UWV het Compendium Participatiewet (hierna: Compendium) vastgesteld. De rechtbank ziet het Compendium als een interne werkinstructie. Aangezien het Compendium niet bij besluit is vastgesteld, dient het te worden gekwalificeerd als vaste gedragslijn en niet als beleidsregel als bedoeld in artikel 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank ziet daarbij, gelet op de hiervoor weergegeven bedoeling van de wetgever en de invulling die het UWV eraan geeft geen aanleiding voor het oordeel dat deze vaste gedragslijn – voor zover thans aan de orde – het wettelijk kader te buiten gaat of onredelijk is te achten.
4. Standpunt UWV
4.1
Het UWV heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser arbeidsmogelijkheden heeft. Aan dit in het bestreden besluit neergelegde standpunt heeft het UWV een rapportage van verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] , een rapportage van arbeidsdeskundige [naam arbeidsdeskundige] , een rapportage van bezwaarverzekeringsarts [naam bezwaarverzekeringsarts] en een rapportage van bezwaararbeidsdeskundige [naam bezwaararbeidsdeskundige] ten grondslag gelegd.
4.2
De verzekeringsarts heeft gerapporteerd dat eiser een arbeidsverleden heeft waarbij hij nu stages loopt in het kader van zijn opleiding. Hij heeft nog geen werkzaamheden tegen loonwaarde verricht. Voorheen is eiser, na het speciale basisonderwijs, met praktijkonderwijs begonnen waar hij nog steeds mee bezig is. Eiser is bekend met een licht verstandelijke beperking. Eiser wordt in de thuissituatie individueel begeleid door Idris. Anamnestisch bestaan er, naast belemmeringen op gebied van de flexibiliteit, zijn communicatie met andere mensen, het functioneren in prikkelrijke omgevingen en zijn rekenvaardigheden, ook behoorlijk forse beperkingen op sociaal gebied. Bij oriënterend psychisch onderzoek worden er tijdens het spreekuur geen aanwijzingen gezien die nu zouden kunnen doen denken aan een depressieve of angstige stoornis. De geclaimde beperkingen worden plausibel geacht gezien de gestelde diagnose. Eiser is aangewezen op voorspelbare werkzaamheden zonder deadlines, productiepieken, een hoog handelingstempo of leidinggevende aspecten. Verder is eiser beperkt in de aandachtsverdeling, de conflicthantering en het intensief samenwerken met anderen. Een behoorlijke mate van begeleiding op de werkvloer is geïndiceerd. Nieuwe taken moeten gevisualiseerd worden aangeboden en voorgedaan worden. In aanvang moet gecontroleerd worden of de taken goed begrepen zijn. Een intensieve begeleiding van een leidinggevende die proactieve ondersteuning geeft op de werkvloer bij het uitvoeren van werkzaamheden en die steeds op de werkvloer aanwezig is, is in aanvang zeker geïndiceerd. Fysiek zijn er geen beperkte mogelijkheden. Er is bij eiser op medische gronden arbeidsvermogen. Eiser is wel ten minste vier uur per dag belastbaar. Eiser kan wel aaneengesloten werken gedurende ten minste een periode van één uur, aldus de verzekeringsarts.
4.3
De arbeidsdeskundige heeft gerapporteerd dat eiser arbeidsvermogen heeft omdat hij aan de vier in het Schattingsbesluit genoemde criteria voldoet. Eiser kan een taak uitvoeren in een arbeidsorganisatie. Een taak die eiser zou kunnen uitvoeren is bijvoorbeeld “handmatig afwassen” (taaknummer 0303, versie 1 september 2014). De arbeidsdeskundige acht deze taak geschikt omdat het een eenvoudig, routinematig en gestructureerd werk betreft, zonder stresserende aspecten in een voorspelbare werkomgeving. Eiser werkt onder begeleiding van de beheerder of dierverzorger die op de werkplek aanwezig is. Ten behoeve van het inleren van de taak heeft eiser ondersteuning/begeleiding nodig. Eiser kan echter een uur achtereen werken. Eiser beschikt over basale werknemersvaardigheden. Er zijn door de verzekeringsarts geen beperkende voorwaarden gesteld waarop verondersteld mag worden dat basale werknemersvaardigheden ontbreken. Eiser kan met begeleiding een taak inleren. Hij mag in staat worden geacht om zich aan de regels te houden en instructies te begrijpen en ten uitvoer te brengen. Uiteraard dienen de instructies in overeenstemming te zijn met zijn opleidingsniveau. Voorts heeft de verzekeringsarts vastgesteld dat eiser tenminste vier uur per dag belastbaar is en tenminste één uur aangesloten kan werken zonder een wezenlijke onderbreking van het productieproces, aldus de arbeidsdeskundige.
4.4
De bezwaarverzekeringsarts heeft gerapporteerd dat er geen medische redenen zijn om andere of zwaardere beperkingen op te leggen. Niet gebleken is dat eiser sociale activiteiten heeft. De bezwaarverzekeringsarts constateert verder dat eiser aan het ene oog een visus van 0,5 heeft en aan het andere oog van 0,3. In principe is dit voldoende voor het normale dagelijkse leven, zodat er geen reden is voor het opleggen van beperkingen bij het verrichten van arbeid. De bezwaarverzekeringsarts acht eiser ten minste vier uur per dag belastbaar. Ook constateert de bezwaarverzekeringsarts, onder andere op basis van het gegeven dat eiser ervaring heeft met het verrichten van stage en het uitvoeren van opdrachten dat hij, met de juiste begeleiding, in staat is om ten minste gedurende een periode van een uur aaneengesloten te kunnen werken. Met deze begeleiding is er dan geen sprake van een substantiële onderbreking van het productieproces. Eiser is aangewezen op een matige begeleiding, waarbij hij gedurende het grootste deel van de werktijd een beroep kan doen op de leidinggevende/begeleider. Hij moet regelmatig worden aangespoord. Instructie zal regelmatig meerdere keren herhaald moet worden, maar naarmate eiser meer ervaring heeft opgedaan zal dit minder nodig zijn. Er is geen noodzaak tot permanent toezicht, in die zin dat er geen sprake is van een ernstige vorm van epilepsie of een verstoorde agressieregulatie, waardoor vroegtijdig moet worden ingegrepen om escalatie te voorkomen. Wat betreft de duur van de begeleiding is de inschatting dat deze kortdurend tot langdurig zal zijn. Eiser heeft weliswaar een slechte emotieregulatie, er is wel sprake van een basale emotieregulatie, en eiser is op de lange termijn wel leerbaar om andere strategieën aan te leren. Ook kan met de jaren nog een zekere rijping of ontwikkeling optreden, deze is nog niet afgesloten. Vooralsnog is er dan ook geen reden om uit te gaan van een voortdurende begeleidingsbehoefte. De medische grondslag behoeft niet herzien te worden, aldus de bezwaarverzekeringsarts.
4.5
De bezwaararbeidsdeskundige heeft gerapporteerd dat eiser een taak in een arbeidsorganisatie kan uitvoeren. De taak handmatig afwassen (0303 versie 15 oktober 2014) is een geschikte taak. In bezwaar is aangevoerd dat eiser continu intensieve begeleiding nodig heeft omdat hij anders letterlijk stilvalt. Uit de beschrijving van de taak blijkt dat op de werkplek altijd iemand aanwezig is om eiser aan te sturen. Tevens is de bezwaararbeidsdeskundige van mening dat eiser beschikt over basale werknemersvaardigheden. Een werknemer beschikt over basale werknemersvaardigheden als hij (1) in staat is instructies van de werkgever te begrijpen, te onthouden en uit te voeren en (2) in staat is om afspraken met de werkgever na te komen. Eiser betwist vanwege de grote problemen die hij ervaart op het gebied van sociale contacten dat hij daarover zou beschikken. Volgens de bezwaararbeidsdeskundige wordt aan deze stellingname geen onderbouwing gegeven. Uit het dossier is dit volgens de bezwaararbeidsdeskundige niet op te maken. Uit de verslaglegging van de dagbesteding blijkt dat er sprake is van een positieve opstelling en dat eiser taken onder goede begeleiding kan uitvoeren. Daarnaast is door de bezwaarverzekeringsarts vastgesteld dat eiser ten minste vier uur per dag belastbaar is en ten minste een uur aaneengesloten kan werken, aldus de bezwaararbeidsdeskundige.
5. Standpunt eiser
Van de zijde van eiser is in het beroepschrift en ter zitting aangevoerd dat het onderzoek van het UWV in strijd met de zorgvuldigheidsnormen is uitgevoerd. Er is slechts een beperkt beeld van de beperkingen van eiser gegeven. Verder is er ten onrechte geen nader (psychiatrisch) onderzoek gedaan of nadere informatie opgevraagd. Ten onrechte gaat het UWV ervan uit dat eiser duurzaam arbeidsvermogen heeft. Eiser stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van basale werknemersvaardigheden. Verder betwist eiser dat hij met matige begeleiding in staat is om ten minste gedurende een periode van een uur aangesloten te werken. Eiser kan alleen onder begeleiding werken, gaat niet uit zichzelf werken en moet daartoe door een begeleider worden gemotiveerd. Dit moet de hele dag gebeuren. Als de begeleider de aandacht verlegt, stopt eiser met zijn werk. Alleen onder voortdurende begeleiding kan hij tot enige arbeid komen. De arbeidsmatige dagbesteding is niet geslaagd. Het vakkenvullen in de supermarkt is niet gelukt, ondanks de begeleiding. Ook de proef bij de voetbalvereniging is beëindigd. Verder is aangegeven dat eiser niet de waarde van geld begrijpt en kan hij niet optellen of aftrekken. Evenmin is het eiser gelukt om klok te leren kijken. Volgens eiser is dagbesteding zonder arbeidsmatige component, zoals hij thans heeft, het hoogst haalbare. Eiser heeft in beroep een brief van psychiater [naam psychiater] ingebracht. De psychiater heeft bij onderzoek geconstateerd dat eiser een erg verlegen jongen is met meerdere psychotische symptomen en angsten. Er kan op grond daarvan gesproken worden van een psychotische stoornis, schizofrenie is niet uitgesloten. Diagnostisch houdt de psychiater het op een atypisch psychotisch beeld, waardoor eiser fors in zijn functioneren beperkt was, maar met medicatie is er sprake van een partieel herstel.
6. Beoordeling rechtbank
6.1
De rechtbank stelt vast dat eiser volgens het UWV arbeidsvermogen heeft aangezien hij (1) een taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie, (2) basale werknemersvaardigheden heeft, (3) ten minste een uur aaneengesloten kan werken; en (4) ten minste vier uur per dag belastbaar is. Eiser betwist – kort gezegd in het bijzonder – dat hij basale werknemersvaardigheden heeft en ten minste een uur aaneengesloten kan werken.
6.2
Uit de Nota van Toelichting blijkt dat het UWV op het punt van basale werknemersvaardigheid beleid zal ontwikkelen en vastleggen. Zoals onder rechtsoverweging 3.2 is overwogen, kent de rechtbank aan het Compendium niet de kwalificatie beleidsregel maar die van een vaste gedragslijn toe. Verder heeft de rechtbank het Compendium niet als onredelijk geacht. Over het criterium basale werknemers-vaardigheden staat in het Compendium onder meer dat de volgende basale vaardigheden van de werknemer worden gevraagd:
1. Instructies van de werkgever begrijpen, instructies onthouden en instructies uitvoeren;
2. Afspraken met de werkgever nakomen.
6.3
De rechtbank is van oordeel dat het UWV uitgaat van een te rooskleurig beeld van de situatie van eiser. Dit beeld strookt niet, althans niet geheel, met de informatie van Idris van 15 april 2014 en 26 mei 2015, de CIZ-indicatie van 26 januari 2015, de toelichting van begeleidster [naam begeleidster] ter zitting, de informatie van psychiater [naam psychiater] en de verklaring van eiser ter zitting. Hieruit blijkt dat eiser een aanzienlijke verstandelijke beperking heeft. Eiser laat forse verwerkingsproblematiek zien. Hij ondervindt problemen op het gebied van executieve functies. Eiser heeft een slechte emotieregulatie en is niet zelfredzaam. Hij laat een teruggetrokken gedrag zien. Eiser is onzeker en weinig weerbaar. Hij is snel afgeleid. Zijn concentratieboog is kort. Sociale contacten verlopen moeizaam. De behandelaar van Idris, mevrouw [naam behandelaar] , heeft op 26 mei 2015 aangegeven dat eiser in principe een positieve jongen is. Hij wordt gemakkelijk en sterk beïnvloed in zijn gevoel van eigenwaarde. Als er eenmaal iets is gebeurd dan betrekt eiser het (snel) op zichzelf en blijft hij erover malen. Hij vraagt niet om hulp. Door herhaling van oplossingen neemt zijn zwaarmoedigheid iets af. Het lukt eiser niet om deze oplossingen zelfstandig, laat staan in een andere context, toe te passen. Eiser heeft begeleiding nodig die nabij betrokken is en voor hem de dag structureert, hem herinnert aan zijn activiteit en reageert op wat hij uitstraalt. Eiser heeft veel herhalingen nodig in oplossingen. [naam behandelaar] vraagt zich af of eiser zelf de oplossingen leert toe te passen. Dit beeld wordt naar het oordeel van de rechtbank bevestigd door de uitleg ter zitting van begeleidster [naam begeleidster] . Zij heeft uitgelegd dat eiser middels arbeidsmatige dagbesteding vergeefs gepoogd heeft om met begeleiding vakken te vullen in de supermarkt. Ook de dagbesteding bij de voetbalvereniging is beëindigd. Onder haar begeleiding werden in kleine groepjes kleedkamers schoongemaakt. Eiser werd enerzijds afgeleid door geluiden van kinderen. Anderzijds viel eiser steeds stil zodra de begeleidster haar aandacht verlegde.
“Eiser staat dan letterlijk stil met een bezem in zijn hand.”Inmiddels volgt eiser een lager niveau van dagbesteding zonder enig arbeidsaspect.
6.4
Naar het oordeel van de rechtbank is eiser in termen van het Compendium niet in staat te voldoen aan het criterium om instructies van de werkgever te begrijpen, te onthouden en uit te voeren. Eiser mist daarvoor het inzicht in oorzaak en gevolg van het eigen handelen en het vermogen zichzelf te sturen naar een doel. Zonder continue begeleiding kan eiser niet de vereiste handelingen starten, uitvoeren en afronden. Hierbij moet volgens het Compendium bedacht worden dat een werkgever alleen bereid is loon te betalen als het handelen van de werknemer waarde heeft voor zijn organisatie. De werknemer moet in staat zijn om een door de werkgever gewenste arbeidsprestatie van een door de werkgever geaccepteerde kwaliteit te leveren. Eiser is niet in staat een gewenste arbeidsprestatie te leveren. De rechtbank acht eiser evenmin in staat om afspraken met de werkgever na te komen. Een werknemersvaardigheid is het op tijd op je werk verschijnen. Iemand moet daartoe zelf in staat zijn of in staat zijn te leren om dit zelfstandig te kunnen doen. Begeleiding hierbij mag slechts van tijdelijke aard zijn. Door externe factoren als zijn ouders (die begeleiding bieden bij het douchen, tanden poetsen en kleding klaarleggen) en de ophaalservice van Dagbesteding Langstraat kan eiser (thans) op tijd ergens komen. Zonder die hulp lukt eiser dit niet. Eiser kent alleen de weg in de zeer nabije omgeving. Daarbuiten kan hij niet zelfstandig de weg vinden. Het is eiser niet gelukt om klok te leren kijken. Naar het oordeel van de rechtbank beschikt eiser dan ook niet over basale werknemersvaardigheden.
6.5
Ook is de rechtbank van oordeel dat eiser niet in staat is een uur aaneengesloten te werken. De gedachte achter dit vereiste is volgens de Nota van Toelichting alsook het Compendium dat, wanneer het zelfstandig functioneren zo beperkt is dat met een te grote frequentie moet worden bijgestuurd, er te veel van de arbeidsorganisatie wordt gevergd in de zin van verstoring van de continuïteit van het productieproces. Het gaat er volgens het Compendium onder meer om of iemand in staat is voldoende aandacht te blijven besteden aan de activiteit waarmee hij bezig is èn of hij in staat is wanneer hij afgeleid wordt zichzelf te corrigeren, zijn aandacht weer tijdig te richten op datgene waar hij mee bezig was. Gelet op het hierboven geschetste beeld van de capaciteiten van eiser acht de rechtbank eiser hiertoe niet in staat en is de continuïteit van het arbeidsproces in het geding.
6.6
Het voorgaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat eiser geen mogelijkheden heeft tot arbeidsparticipatie. De rechtbank acht deze situatie duurzaam, nu uit de stukken voldoende is gebleken dat eiser slechts een zeer beperkt leervermogen heeft. Daarbij weegt de rechtbank mee dat pogingen tot arbeidsmatige dagbesteding onder continue begeleiding zijn gestaakt en eiser naar een lager niveau van dagbesteding is teruggaan. Eiser voldoet derhalve aan de voorwaarden van artikel 1a:1, eerste lid, van de Wajong 2015 en dient dan ook als jonggehandicapte te worden gekwalificeerd.
7. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en zal het beroep gegrond verklaren. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien door het primaire besluit van
4 mei 2015 te herroepen en te bepalen dat aan eiser een Wajonguitkering wordt toegekend. Verder bepaalt de rechtbank dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
8. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiser te worden vergoed. De rechtbank zal verweerder veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.984,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 1 punt voor het bezwaarschrift en 1 punt voor het bijwonen van de hoorzitting, met een waarde per punt van € 496, en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit en bepaalt dat aan eiser een Wajonguitkering wordt verstrekt;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 46,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.984,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.H. Hamburger, voorzitter, en mr. D. van Kralingen en mr. E.S.M. van Bergen, leden, in aanwezigheid van mr. J.H.C.W. Vonk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 november 2016.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.