ECLI:NL:RBZWB:2017:2523

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 april 2017
Publicatiedatum
24 april 2017
Zaaknummer
AWB 16_5098 en 16_9976
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar en wijziging peildatum ambtsjubileum

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen twee besluiten van de korpschef van politie. Het eerste besluit, genomen op 21 juni 2016, verklaarde het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een e-mail van de HR-Servicedesk waarin zijn ambtsjubileum werd vastgesteld op 3 november 2017. De rechtbank oordeelt dat de HR-Servicedesk geen bevoegdheid had om een besluit te nemen, waardoor het bezwaar terecht niet-ontvankelijk werd verklaard. Eiser stelde dat de e-mail voldeed aan de vereisten van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), maar de rechtbank oordeelde dat dit niet het geval was.

Het tweede besluit, genomen op 15 november 2016, betrof de peildatum van eisers ambtsjubileum. Eiser wilde dat deze peildatum werd vastgesteld op 17 maart 2003, de datum van zijn aanstelling. De rechtbank oordeelde dat eiser onvoldoende procesbelang had bij dit beroep, omdat de peildatum pas relevant zou zijn bij zijn 25-jarig ambtsjubileum in 2028. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het eerste besluit ongegrond en het beroep tegen het tweede besluit niet-ontvankelijk. De uitspraak werd gedaan door mr. M.Z.B. Sterk op 14 april 2017.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 16/5098 AW en BRE 16/9976 AW

uitspraak van 14 april 2017 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [woonplaats eiser] , eiser,

gemachtigde: mr. R. Radema,
en

de korpschef van politie, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 21 juni 2016 (bestreden besluit I) van de korpschef inzake het niet inhoudelijk behandelen van zijn bezwaar (het niet ontvankelijk verklaren van zijn bezwaar). Dit beroep is bij de rechtbank geregistreerd onder zaaknummer BRE 16/5098 AW.
Eiser heeft ook beroep ingesteld tegen het besluit van 15 november 2016 (bestreden besluit II) van de korpschef inzake zijn ambtsjubileum. Dit beroep is bij de rechtbank geregistreerd onder zaaknummer BRE 16/9976 AW.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 7 maart 2017. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger korpschef] .

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiser is op 17 maart 2003 aangesteld bij de politie. Dit betrof een aanstelling in tijdelijke dienst voor de duur van de basisopleiding. Deze aanstelling is gebaseerd op artikel 3, eerste lid, van het Besluit rechtspositie vrijwillige politie (BRVP).
Op 1 november 2004 is eiser aangesteld in tijdelijke dienst voor de tijd dat de initiële opleiding wordt gevolgd. Deze aanstelling is gebaseerd op artikel 3, eerste lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie (BARP). Eiser heeft inmiddels een aanstelling in vaste dienst bij de politie.
Politieambtenaren ontvangen een gratificatie bij (onder meer) hun 12,5-jarig ambtsjubileum. Sinds 2007 ontvangen zij ook een onderscheiding als zij zonder wezenlijke onderbreking gedurende een periode van (onder meer) 12,5 jaar werkzaam zijn bij de Nederlandse politie. Eiser heeft in 2015 een onderscheiding gekregen in verband met het bereiken van 12,5 politiedienstjaren. Hij heeft echter geen gratificatie ontvangen in verband met zijn 12,5-jarig ambtsjubileum. Eiser heeft hierover in november 2015 vragen gesteld aan de HR-Servicedesk. De HR-Servicedesk heeft aan eiser (onder meer) laten weten dat zijn 12,5-jarig ambtsjubileum in verband met onbetaald verlof met zes maanden is opgeschoven naar 17 maart 2016.
Eiser heeft op 29 februari 2016 wederom een vraag gesteld aan de HR-Servicedesk over zijn ambtsjubileum. De HR-Servicedesk heeft op 29 februari 2016 een e-mail gestuurd naar eiser. In deze e-mail staat (kort gezegd) dat eisers 12,5-jarig ambtsjubileum zal plaatsvinden op 3 november 2017. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze e-mail (primair besluit I).
Bij het bestreden besluit I heeft de korpschef het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit I niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft vervolgens aan de korpschef gevraagd om een voor bezwaar vatbaar besluit te nemen.
Bij besluit van 2 augustus 2016 (primair besluit II) heeft de korpschef eisers 12,5-jarig ambtsjubileum vastgesteld op 3 november 2017. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit II heeft de korpschef de bezwaren van eiser tegen het primaire besluit II gegrond verklaard. Volgens de korpschef voldoet eiser op 17 maart 2016 niet aan de voorwaarden voor een 12,5-jarig ambtsjubileum. Op grond van het vertrouwensbeginsel wordt aan eiser echter wel op 17 maart 2016 een gratificatie toegekend.
Niet-ontvankelijkverklaring (bestreden besluit I)
2. Eiser wil met zijn beroep tegen bestreden besluit I bereiken dat hij een inhoudelijk besluit op zijn bezwaar krijgt. Nu de korpschef op 2 augustus 2016 een dergelijk besluit heeft genomen is dit belang van eiser komen te vervallen. Ter zitting heeft eiser zich op het standpunt gesteld dat zijn belang is gelegen in vergoeding van de proceskosten. De rechtbank overweegt dat uit vaste jurisprudentie volgt dat er een verzoek om proceskosten in beroep geen procesbelang oplevert. Dit is anders voor proceskosten in bezwaar. Om te beoordelen of de korpschef aan eiser een proceskostenvergoeding had moeten toekennen in bezwaar overweegt de rechtbank als volgt.
3. De korpschef stelt zich in het bestreden besluit I op het volgende standpunt. Het antwoord van de HR-Servicedesk in de e-mail van 29 februari 2016 kan niet worden opgevat als een besluit van een bestuursorgaan. De HR-Servicedesk heeft geen bevoegdheid tot het nemen van een besluit. Dit is de reden dat het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk wordt verklaard.
4. Eiser voert in beroep, samengevat, het volgende aan. De e-mail van 29 februari 2016 voldoet aan het schriftelijkheidsvereiste van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Daarnaast was de HR-Servicedesk bevoegd tot het nemen van een dergelijk besluit. In ieder geval heeft de HR-Servicedesk zich gedragen als bevoegd orgaan.
5. Op grond van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder besluit verstaan een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
6. De rechtbank overweegt als volgt. Uit het mandaatbesluit en ondermandaat volgt dat eisers teamchef bevoegd is tot het nemen van een besluit over het ambtsjubileum. Dit is niet tussen partijen in geding. Volgens de korpschef is de HR-Servicedesk niet bevoegd om een dergelijk besluit te nemen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat deze bevoegdheid (ook) bij de HR-Servicedesk ligt.
7. Eiser heeft aangevoerd dat de HR-Servicedesk wel vaker besluiten neemt, ook over de peildatum van een ambtsjubileum. Eiser heeft als bewijs daarvan een besluit ambtsjubileum ingestuurd, wat genomen is door ‘HR Administratie’.
De rechtbank stelt vast dat dit besluit niet te herleiden is tot een specifiek persoon. Het is dus voor de korpschef niet mogelijk om te onderzoeken onder welke omstandigheden dit besluit zou zijn genomen. De korpschef heeft zich daarom op het standpunt gesteld dat er sprake is van een fout. De rechtbank kan de korpschef daarin volgen. Ten eerste omdat de HR Administratie niet bevoegd is om een dergelijk besluit te nemen en ten tweede omdat de korpschef – bij gebrek aan herleidbare gegevens – niet kan achterhalen waarom dit besluit zou zijn genomen door de HR Administratie. Eiser kan aan dit besluit niet het vertrouwen ontlenen dat de e-mail van de HR-Servicedesk over zijn ambtsjubileum een besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Dit geldt helemaal nu de e-mail ook niet is ingestoken als besluit (er staat geen bezwaarclausule onder), en tot stand is gekomen door middel van vraag en antwoord.
8. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de e-mail van 29 februari 2016 geen besluit is in de zin van de Awb. Dit betekent dat de korpschef het bezwaar van eiser tegen deze e-mail terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en geen proceskostenvergoeding heeft toegekend. Het beroep van eiser tegen het bestreden besluit I zal dan ook ongegrond worden verklaard.
Peildatum ambtsjubileum (bestreden besluit II)
8. Eiser wil met zijn beroep tegen bestreden besluit II bereiken dat de peildatum van zijn ambtsjubileum wordt gewijzigd. Eiser is van mening dat de peildatum moet worden gesteld op 17 maart 2003; de datum waarop hij bij de politie is aangesteld op grond van het BRVP.
9. Uit het bestreden besluit II blijkt dat de korpschef van mening is dat eiser pas op 3 november 2017 in aanmerking was gekomen voor zijn 12,5-jarig ambtsjubileum. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de korpschef met het bestreden besluit II dan ook impliciet geweigerd om de peildatum aan te passen naar 17 maart 2003.
10. De rechtbank ziet zich eerst gesteld voor de vraag of eiser nog voldoende procesbelang heeft bij dit beroep. Er is sprake van (voldoende) procesbelang indien het resultaat dat met het beroep wordt nagestreefd ook daadwerkelijk bereikt kan worden en het realiseren van dat resultaat voor eiser feitelijke betekenis kan hebben.
De rechtbank overweegt dat eiser met deze beroepsprocedure kan bereiken dat de peildatum van zijn ambtsjubileum wordt gewijzigd. De vraag is echter of dit voor eiser feitelijke betekenis kan hebben.
De peildatum zal voor het eerst weer een rol gaan spelen bij eisers 25-jarig ambtsjubileum. Dit zou – volgens eiser – in 2028 zijn. Er zijn geen andere omstandigheden naar voren gebracht waarbij de peildatum op een eerder moment een rol zou (kunnen) spelen.
De rechtbank is van oordeel dat eiser op dit moment onvoldoende actueel belang heeft bij het voortzetten van deze beroepsprocedure. Eiser heeft aangevoerd dat hij wil voorkomen dat hij op een later moment wederom een procedure moet voeren om zijn 25-jarig ambtsjubileum (eerder) uitbetaald te krijgen. Dit zou echter pas spelen over 11 jaar en is ook nog afhankelijk van onzekere factoren, namelijk of eiser dan nog steeds in overheidsdienst werkzaam is. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat van feitelijke betekenis thans geen sprake is.
Voor zover eiser ter zitting nog heeft verwezen naar twee uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (ECLI:NL:CRVB:2011:BP3990 en ECLI:NL:CRVB:2016:5131), overweegt de rechtbank als volgt. Beide zaken gaan over de AWBZ. In de laatstgenoemde uitspraak (uit 2016) wordt verwezen naar de eerstgenoemde uitspraak (uit 2011). In die eerste uitspraak heeft de Centrale Raad van Beroep procesbelang aangenomen, omdat het bestuursorgaan de zorg ingevolge de AWBZ
“voor een beperkte periode van telkens twaalf maanden pleegt te verlenen, zodat een betrokkene na die periode weer kan worden geconfronteerd met een nieuw besluit op een aanvraag om - vergelijkbare - zorg.”Een dergelijke situatie is hier niet aan de orde, omdat de peildatum van het ambtsjubileum niet binnen afzienbare tijd (één à twee jaren) aan de orde zal zijn, maar (mogelijk) pas over 11 jaar. De rechtbank ziet in deze uitspraken dan ook geen aanleiding om procesbelang aan te nemen.
11. De rechtbank zal het beroep tegen het bestreden besluit II dan ook niet-ontvankelijk verklaren.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond, voor zover gericht tegen het bestreden besluit I;
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk, voor zover gericht tegen het bestreden besluit II.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.Z.B. Sterk, rechter, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 april 2017.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.