In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 februari 2017 uitspraak gedaan over de voorlopige aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (ib/pvv) voor de jaren 2010 tot en met 2013. De belanghebbende, die in Spanje woont, heeft geen aangifte gedaan voor deze jaren, ondanks herhaalde uitnodigingen van de inspecteur. De inspecteur heeft op basis van verklaringen van de belanghebbende tijdens een politieverhoor en een boekenonderzoek een redelijke schatting gemaakt van de verzamelinkomens en bijdrage-inkomens, waarop de aanslagen zijn gebaseerd. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur terecht de omkering van de bewijslast heeft toegepast, omdat de belanghebbende niet de vereiste aangifte heeft gedaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de voorlopige aanslagen ib/pvv en Zvw zijn gebaseerd op een redelijke schatting en dat de belanghebbende niet overtuigend heeft aangetoond dat de uitspraken op bezwaar onjuist zijn. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond, met uitzondering van de verzuimboete, die gegrond wordt verklaard. De inspecteur wordt veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende en moet het griffierecht vergoeden.