ECLI:NL:RBZWB:2017:2292

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 april 2017
Publicatiedatum
12 april 2017
Zaaknummer
AWB 16_4624
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van de oorspronkelijke functie in het kader van het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van de korpschef van politie van 1 juni 2016, waarin de oorspronkelijke functie van eiser werd vastgesteld. De rechtbank heeft op 11 april 2017 uitspraak gedaan in deze bestuursrechtelijke procedure. Eiser was van mening dat zijn oorspronkelijke functie de functie van Medewerker Beslag Interventieteam was, terwijl de korpschef stelde dat dit de functie van Bedrijfsvoeringspecialist B was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overgang naar de LFNP-functie Bedrijfsvoeringspecialist B per 1 januari 2012 in rechte vaststaat, en dat er geen formele wijziging van eisers functie na deze datum is gebleken. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, die zich baseerden op de Regeling landelijk sociaal statuut politie, niet kunnen volgen. De rechtbank concludeert dat de korpschef terecht de oorspronkelijke functie van eiser heeft vastgesteld op Bedrijfsvoeringspecialist B, en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 16/4624 AW

uitspraak van 11 april 2017 van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[Eiser] , [woonplaats] , eiser,

gemachtigde: mr. N.D. Dane,
en

de korpschef van politie, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 1 juni 2016 (bestreden besluit) van de korpschef inzake de vaststelling van zijn oorspronkelijke functie.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 15 maart 2017. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. F.W.J. van der Steen en mr. J. van Hoof.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiser heeft in de periode van 31 december 2009 tot en met 31 december 2011 een vastgestelde uitgangspositie van ‘Projectleider (E.K.)’. Deze functie is gewaardeerd op schaal 10. Als specifieke werkzaamheden bij deze uitgangspositie zijn vermeld werkzaamheden uitgevoerd in het kader van detachement (bedoeld is tijdelijke aanstelling) bij het Beslag Interventieteam (BIT).
Bij besluit van 16 december 2013 is aan eiser – in het kader van het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) – over de periode van 31 december 2009 tot en met 31 december 2011 de LFNP-functie ‘Bedrijfsvoeringspecialist B’ toegekend. Deze functie is gewaardeerd op schaal 10. Daarnaast heeft de korpschef bepaald dat eiser met ingang van 1 januari 2012 overgaat naar deze LFNP-functie.
Bij besluit van 1 december 2015 (primair besluit) heeft de korpschef aan eiser bekendgemaakt dat zijn oorspronkelijke functie is vastgesteld op Bedrijfsvoeringspecialist B, gewaardeerd op schaal 10. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit heeft de korpschef de bezwaren van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
2. De korpschef stelt zich in het bestreden besluit, samengevat, op het volgende standpunt. Bij het vaststellen van de oorspronkelijke functie geldt de Regeling landelijk sociaal statuut politie (Regeling) als uitgangspunt. Voor het vaststellen van de oorspronkelijke functie is in dit geval van belang de functie waarin eiser op 1 januari 2012 is aangesteld. Voor eiser is dit de functie van Bedrijfsvoeringspecialist B.
3. Eiser voert in beroep, samengevat, het volgende aan. Hij was op 1 januari 2012 geplaatst in de functie Medewerker Beslag Interventieteam. Deze functie dient dan ook bepalend te zijn bij de vaststelling van de oorspronkelijke functie.
4. Partijen verschillen van mening over de vraag wat eisers oorspronkelijke functie is. Volgens eiser is dit de functie Medewerker Beslag Interventieteam. Volgens de korpschef is dit de functie Bedrijfsvoeringspecialist B.
5. Op grond van artikel 1a, eerste lid, aanhef, van de Regeling geldt als uitgangspunt dat als oorspronkelijke functie wordt aangemerkt de functie waarin de ambtenaar was aangesteld op 1 januari 2012. In dit artikel worden ook twee uitzonderingssituaties genoemd.
6. De rechtbank is van oordeel dat eiser op 1 januari 2012 was aangesteld als Bedrijfsvoeringspecialist B en overweegt daartoe als volgt.
Bij besluit van 16 december 2013 heeft de korpschef bepaald dat eiser op 1 januari 2012 overgaat naar de LFNP-functie Bedrijfsvoeringspecialist B. Eiser heeft rechtsmiddelen ingesteld tegen dit besluit. Dit heeft uiteindelijk geleid tot een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 16 februari 2017 (ECLI:NL:CRVB:2017:585). Met de uitspraak van de CRvB staat de overgang naar de LFNP-functie Bedrijfsvoeringspecialist B per 1 januari 2012 in rechte vast.
Weliswaar is eiser op enig moment belast met (ondersteunende) werkzaamheden voor het Beslaghuis, maar het is de rechtbank niet gebleken dat het daarbij ging om een formele functie. Uit de brief van de korpschef van 13 april 2011 – die gaat over de werkzaamheden voor het Beslaghuis – blijkt immers dat de functie Adviseur Facilitaire Diensten B/ Projectleider eisers formele functie blijft.
De rechtbank is verder niet gebleken dat op eiser een van de uitzonderingssituaties van artikel 1a van de Regeling van toepassing is. Van de kant van eiser is ter zitting bepleit dat ervan moet worden uitgegaan dat hij na 1 januari 2012 formeel van functie is gewijzigd. Daarmee doelt eiser op de uitzonderingssituatie zoals genoemd in artikel 1a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Regeling. De rechtbank ziet echter in de stukken of anderszins geen aanknopingspunt om aan te nemen dat na 1 januari 2012 sprake is geweest van een formele wijziging van eisers functie. Integendeel, de brieven die de korpschef aan eiser heeft gestuurd in verband met zijn werkzaamheden voor het Beslaghuis geven steeds aan dat eisers rechtspositie onveranderd blijft, dat een formele basis voor de desbetreffende plaatsing ontbreekt, dat de tijdelijke tewerkstelling van eiser onder gelijke voorwaarden wordt verlengd en soortgelijke formuleringen.
Het voorgaande betekent dat de korpschef op juiste wijze toepassing heeft gegeven aan artikel 1a van de Regeling en de oorspronkelijke functie van eiser terecht heeft vastgesteld op de LFNP-functie waarin hij op 1 januari 2012 is aangesteld (Bedrijfsvoeringspecialist B).
7. Het beroep zal ongegrond worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.S.M. van Bergen, voorzitter, en mr. D. van Kralingen en mr. W. Toekoen, leden, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 april 2017.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.