ECLI:NL:RBZWB:2017:2170
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van het Dagloonbesluit in relatie tot het loondervingsbeginsel onder de Werkloosheidswet
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 maart 2017, werd het beroep van eiseres tegen het besluit van het UWV inzake het vastgestelde dagloon onder de Werkloosheidswet (WW) behandeld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 19 mei 2016, waarin haar dagloon was vastgesteld op € 50,68. De rechtbank oordeelde dat artikel 5 van het Dagloonbesluit niet in strijd is met het loondervingsbeginsel, zoals neergelegd in artikel 1b, eerste lid, van de WW. De rechtbank stelde vast dat de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het Dagloonbesluit had gewijzigd, maar dat deze wijziging geen terugwerkende kracht had en dat de rechtbank geen aanleiding zag om artikel 5 van het Dagloonbesluit onverbindend te verklaren.
De rechtbank overwoog dat de hoofdregel voor de dagloonberekening, zoals neergelegd in de WW, niet in strijd is met het principe dat het dagloon een weerspiegeling moet zijn van het welvaartsniveau van de betrokkene. De rechtbank respecteerde de keuze van de wetgever en oordeelde dat het aan de besluitgever is om eventuele ongewenste effecten van het Dagloonbesluit te verhelpen. Eiseres was niet verschenen ter zitting, en het UWV was vertegenwoordigd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 30 maart 2017.