ECLI:NL:RBZWB:2017:2142

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 maart 2017
Publicatiedatum
6 april 2017
Zaaknummer
AWB 16_7741
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurtoeslag 2016: Bewijs van huurbetalingen en vertrouwensbeginsel

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het besluit van de Belastingdienst/Toeslagen van 5 september 2016, waarin het voorschot huurtoeslag voor 2016 werd vastgesteld op € 1.580,-. De rechtbank heeft op 29 maart 2017 uitspraak gedaan in deze zaak. Eiseres heeft sinds 2013 recht op huurtoeslag en heeft in 2014 een aanvraag ingediend. De Belastingdienst/Toeslagen heeft echter aanvullende bewijsstukken gevraagd om aan te tonen dat de huur daadwerkelijk is betaald. Eiseres heeft contante betalingen gedaan, maar de Belastingdienst/Toeslagen heeft gesteld dat er onvoldoende bewijs is geleverd om aan te tonen dat de huurkosten zijn gemaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de stukken die eiseres heeft overgelegd, waaronder een verklaring van de verhuurder, niet voldoende zijn om aan te tonen dat de huurkosten zijn gemaakt. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat de Belastingdienst/Toeslagen terecht heeft geoordeeld dat er geen recht op huurtoeslag voor 2016 bestaat. De rechtbank heeft ook het beroep op het vertrouwensbeginsel afgewezen, omdat eerdere toekenningen van huurtoeslag voor 2013 en 2014 niet automatisch recht geven op huurtoeslag voor 2016. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 16/7741 HUUR

uitspraak van 29 maart 2017 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres (1)] en [naam eiser (2)] , te [woonplaats eisers] , eisers,

gemachtigde: mr. K.G.A.P. Boemaars,
en

Belastingdienst/Toeslagen (kantoor Utrecht), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 5 september 2016 (bestreden besluit) van de Belastingdienst/Toeslagen inzake het voorschot huurtoeslag 2016.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 23 februari 2017. [naam eiseres (1)] (eiseres) is niet verschenen. [naam eiser (2)] (eiser) is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en de verhuurder ([naam verhuurder] ). De Belastingdienst/Toeslagen heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger Belastingdienst/Toeslagen] .

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Bij besluit van 28 december 2015 is het voorschot huurtoeslag 2016 voor eiseres bepaald op € 2.370,-. Eiser is de toeslagpartner van eiseres.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft medio 2016 stukken opgevraagd bij eiseres, om te beoordelen of zij recht heeft op huurtoeslag over 2015 en 2016. Eiseres heeft vervolgens een verklaring overgelegd van de verhuurder, waarin staat dat hij maandelijks – vanaf januari 2012 – de huur in contanten van haar ontvangt.
Bij besluit van 23 mei 2016 heeft de Belastingdienst/Toeslagen aan eiseres laten weten dat de huurtoeslag 2015 en 2016 zal worden stopgezet, omdat niet is aangetoond dat de kosten voor de huur door eiseres zelf is voldaan. Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij besluit van 21 juni 2016 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot huurtoeslag 2016 berekend voor de periode tot en met 1 januari 2016. Het voorschot huurtoeslag 2016 wordt € 0,-.
Bij het bestreden besluit is de Belastingdienst/Toeslagen gedeeltelijk tegemoet gekomen aan de bezwaren van eiseres.
2. De Belastingdienst/Toeslagen stelt zich in het bestreden besluit, samengevat, op het volgende standpunt. Het voorschot huurtoeslag 2016 wordt € 1.580,-. De huurtoeslag is bedoeld als tegemoetkoming in de kosten. Daarvoor is nodig dat er daadwerkelijk kosten worden gedragen. Als er geen betaling plaatsvindt, dan is er geen recht op huurtoeslag. Bij contante betaling van de huur zijn bankafschriften alleen niet voldoende. De betaling moet nader onderbouwd worden met kwitanties. Vanaf mei 2016 wordt de huur via een overschrijving aan de verhuurder betaald. Daarom is er vanaf 1 mei 2016 recht op huurtoeslag.
3. Eiseres voert in beroep, samengevat, het volgende aan. Zij heeft sinds het belastingjaar 2013 recht op huurtoeslag. De eerste aanvraag is gedaan in augustus 2014. In 2015 werd deze aanvraag in behandeling genomen. Door de Belastingdienst/Toeslagen is om betalingsbewijzen van de huur gevraagd. Het ging namelijk om contante betalingen en deze konden dus niet via bankafschriften inzichtelijk gemaakt worden. Middels het aantonen van onttrekkingen uit het bedrijf van toeslagpartner [naam eiser (2)] en onder overlegging van de jaarrekeningen zijn alle gegevens destijds aangeleverd. Deze gegevens zijn door de Belastingdienst/Toeslagen onvoorwaardelijk geaccepteerd. Er is huurtoeslag toegekend voor de jaren 2013 en 2014, en het recht op huurtoeslag over die jaren is ook definitief vastgesteld. De contante betaling is bij de behandeling van de toekenningen voor 2013 en 2014 geaccepteerd en dat is voor eiseres ook gedragsbepalend geweest voor 2015 en 2016. Eiseres doet een beroep op het vertrouwensbeginsel.
4. Het gaat in deze zaak alleen om het voorschot huurtoeslag voor het jaar 2016. Het bestreden besluit gaat namelijk alleen over dit toeslagjaar. Nu aan eiseres huurtoeslag is toegekend vanaf 1 mei 2016, loopt de beoordelingsperiode voor de bestuursrechter van 1 januari 2016 tot 1 mei 2016.
Huurkosten
5. Degene die aanspraak maakt op huurtoeslag, moet kunnen aantonen dat hij huurkosten heeft gemaakt en wat de hoogte is van deze kosten. Dit volgt uit de wet (artikel 18, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, gelezen in samenhang met artikel 1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet op de huurtoeslag).
Eisers hebben verklaard dat zij de huurkosten contant hebben betaald. Dit maakt het lastiger om aan te tonen dat zij daadwerkelijk huurkosten hebben gemaakt. Het is echter niet zo dat eiseres bij een contante betaling bij voorbaat geen recht heeft op huurtoeslag. Zo volgt uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling), onder meer de uitspraak van 11 november 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:3458), dat bijvoorbeeld kwitanties van contante betalingen als bewijs voor de gemaakte kosten kunnen dienen, mits zij worden ondersteund door andere bescheiden zoals bankafschriften waaruit met die betalingen corresponderende geldopnames blijken. Het gaat om de vraag of uit de stukken die zij heeft overgelegd, kan worden opgemaakt dat zij de huurkosten heeft betaald. Vergelijk in dit verband ook de uitspraak van de Afdeling van 30 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3187.
In dit geval hebben eisers alleen een verklaring van de verhuurder overgelegd, waarin staat dat hij de huur contant heeft ontvangen. Deze verklaring is op zichzelf niet voldoende om aan te tonen dat huurkosten zijn gemaakt. Een dergelijke verklaring zou alleen als ondersteunend bewijs kunnen dienen. Dit geldt helemaal nu de verhuurder familie is van de toeslagpartner (eiser en de verhuurder zijn broers van elkaar). Op basis van de stukken die zijn overgelegd, is dan ook niet gebleken dat eisers huurkosten hebben gemaakt en wat de hoogte is van deze kosten. De Belastingdienst/Toeslagen heeft het voorschot over de periode van 1 januari 2016 tot 1 mei 2016 dan ook op nihil kunnen stellen.
Vertrouwensbeginsel
6. Eisers hebben aangeboden om dezelfde soort stukken aan te leveren als die eerder zijn aangeleverd voor de toeslagjaren 2013 en 2014. De huurtoeslag voor die jaren is namelijk wel toegekend en zelfs definitief vastgesteld. Volgens eisers zijn die stukken dus voldoende om aan te tonen dat er huurkosten zijn gemaakt. Het gaat in dit geval volgens eisers om niet gespecificeerde bewijzen van onttrekkingen uit het bedrijf van de toeslagpartner en jaarrekeningen.
7. De Belastingdienst/Toeslagen heeft ter zitting de volgende toelichting gegeven. In verband met de aanvragen huurtoeslag 2013 en 2014 zijn aanvullende stukken opgevraagd. Deze stukken zijn echter nooit inhoudelijk beoordeeld. De definitieve berekeningen van de huurtoeslag 2013 en 2014 dateren van oktober 2015. Dit zijn systeembeschikkingen, die door het systeem automatisch worden aangemaakt. Op het moment dat het systeem een definitieve berekening aanmaakt, dan mag de Belastingdienst/Toeslagen daar niet meer op terugkomen. Er ligt ook geen brief waarin staat dat de door eiseres overgelegde stukken zijn beoordeeld en zijn goedgekeurd. Daarnaast heeft de Belastingdienst/Toeslagen er ter zitting op gewezen dat de privé-onttrekkingen uit het bedrijf van de toeslagpartner (in 2013) niet zijn gespecificeerd. Het bedrag van de privé-onttrekkingen is hoger dan het bedrag dat eiseres aan huur zou hebben betaald. Op grond van die stukken kan dus niet worden vastgesteld dat eiseres huurkosten zou hebben gemaakt en welk bedrag daarmee gemoeid is.
8. De rechtbank overweegt als volgt. Nog daargelaten dat de betreffende stukken ten tijde van het bestreden besluit – en ook thans – nog niet waren aangeleverd, de Belastingdienst/Toeslagen kan worden gevolgd in het standpunt dat dergelijke stukken onvoldoende bewijs vormen van het feit dat huurkosten zijn gemaakt. Voorts geldt dat de aanspraak op (huur)toeslag door de Belastingdienst/Toeslagen per kalenderjaar afzonderlijk wordt beoordeeld. De omstandigheid dat de huurtoeslag in 2013 en 2014 wel is toegekend, betekent dus niet zonder meer dat de huurtoeslag voor 2016 ook moet worden toegekend. De Belastingdienst/Toeslagen heeft ter zitting uitgelegd hoe het komt dat eiseres in 2013 en 2014 wel huurtoeslag heeft gekregen, terwijl ze daar eigenlijk geen recht op had. De rechtbank begrijpt dat eisers hierdoor het idee hadden dat alles in orde was, maar de rechtbank heeft in het dossier geen aanwijzingen aangetroffen waaruit blijkt dat de door haar overgelegde stukken ook inhoudelijk akkoord zijn bevonden en dat door de Belastingdienst/Toeslagen is ingestemd met deze wijze van betalen én het op deze wijze aantonen van de huurkosten. Dit is ook nooit met zoveel woorden tegen eisers gezegd. Aan de eerdere toekenning kan dan ook niet het vertrouwen worden ontleend dat eiseres in 2016 ook recht had op huurtoeslag. Het beroep op het vertrouwensbeginsel kan dan ook niet slagen.
9. Het beroep zal ongegrond worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.M. van Lanen, rechter, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2017.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.