ECLI:NL:RBZWB:2017:2054
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak inzake geschiktheid rijbewijs C en CE na medische beoordeling
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen een besluit van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) van 29 juli 2016, waarin het CBR weigerde om een verklaring van geschiktheid te registreren voor de categorieën C en CE. Eiser, die sinds 2004 over een rijbewijs voor de categorieën B, BE, C en CE beschikte, had een aanvraag ingediend voor een verklaring van geschiktheid na het verlopen van zijn rijbewijs. Het CBR had eiser opgeroepen voor een rijtest, maar concludeerde dat de inzet van zijn linkerarm tijdens de besturing van de vrachtauto niet voldeed aan de gestelde norm. Eiser voerde aan dat hij ten onrechte niet gehoord was en dat het CBR niet had gekeken naar mogelijkheden voor aanpassingen aan het voertuig.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid was voorbereid. De rechtbank oordeelde dat eiser in de gelegenheid moest worden gesteld om een tweede rijtest te ondergaan, en dat het CBR de rechtbank moest informeren over de uitkomst van deze test. De rechtbank heeft het CBR de mogelijkheid geboden om het gebrek in het besluit te herstellen binnen zes weken. Eiser had in het verleden een verklaring van geschiktheid ontvangen onder vergelijkbare omstandigheden, wat de rechtbank als relevant beschouwde voor de beoordeling van de huidige zaak.
De rechtbank heeft de verdere beslissing aangehouden tot de einduitspraak, waarbij ook de vergoeding van griffierecht en proceskosten nog niet aan de orde was. De uitspraak is openbaar gedaan op 23 maart 2017 door rechter J.J.M. van Lanen, in aanwezigheid van griffier E.C. Petrusma.