In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 maart 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een trustkantoor, gevestigd op Curaçao, en de inspecteur van de Belastingdienst. De inspecteur had op 15 december 2015 een informatiebeschikking genomen op basis van artikel 52a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR), waarbij hij de volledige administratie van belanghebbende over de jaren 2010 tot en met 2015 opvroeg. De inspecteur handhaafde deze beschikking bij zijn uitspraak op bezwaar van 4 april 2016. Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat de informatiebeschikking onevenredig was en dat zij niet belastingplichtig was in Nederland.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur aanleiding had om vragen te stellen, maar oordeelde dat het in deze fase van het onderzoek onevenredig was om de volledige administratie op te vragen. De rechtbank overwoog dat de inspecteur de beginselen van behoorlijk bestuur, waaronder het evenredigheidsbeginsel, had geschonden. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar en de informatiebeschikking, en gelastte dat de inspecteur het griffierecht van € 334 aan belanghebbende vergoedt. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de inspecteur om bij informatieverzoeken rekening te houden met de proportionaliteit en de impact op de betrokken partijen.