ECLI:NL:RBZWB:2017:1186

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 februari 2017
Publicatiedatum
1 maart 2017
Zaaknummer
02/820286-16
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van der Linden
  • A. Tempel
  • J. Meeuwisse
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vijftienjarige verdachte voor twee woningovervallen met geweld tegen bejaarde slachtoffers

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 februari 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vijftienjarige verdachte, die samen met twee anderen betrokken was bij twee ernstige woningovervallen. De overvallen vonden plaats op 19 februari en 2 maart 2016 in Oosterhout, waarbij de slachtoffers, beide bejaard, gewond raakten door het geweld dat werd gebruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten gewapend en vermomd de woningen binnendrongen, waarbij zij de slachtoffers bedreigden en hen dwongen om geld en waardevolle spullen af te geven. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging tot bewijsuitsluiting van OVC-gesprekken, omdat deze niet in strijd waren met de verklaringsvrijheid van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de overvallen, onder andere door getuigenverklaringen, camerabeelden en aangetroffen schoensporen. De verdachte werd veroordeeld tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie van 10 maanden, met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest. Daarnaast werd de verdachte aansprakelijk gesteld voor de schadevergoeding aan de benadeelde partij, die voortvloeide uit de overvallen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team jeugd
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/820286-16
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 28 februari 2017
in de strafzaak tegen de minderjarige
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. drs. P. Groenhuis, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op de zitting van 14 februari 2017, waarbij de officier van justitie, mr. Simpelaar, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, terzake dat:
1.
hij op of omstreeks 19 februari 2016 te Oosterhout
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (uit een woning, gelegen
aan de [adres 2] ) heeft weggenomen
- een geldbedrag, van in totaal ca 550 Euro, in elk geval enig geldbedrag
en/of een (imitatie) parelketting en/of een trouwring (met diamantje) en/of
een Tablet (Samsung Galaxy) en/of een zegelboekje (AH) en/of een horloge en/of
een schoudertas en/of
- ( auto)sleutel(s) en/of een (personen) auto en/of
- een pinpas en/of een geldbedrag van in totaal circa 1250 Euro,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededaders,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat
hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- onverwachts de voordeur (van de woning van die [slachtoffer] ) heeft/hebben
opengeduwd en/of
- zijn/hun gezicht (gedeeltelijk) heeft/hebben bedekt met een doek en/of
- die [slachtoffer] (met kracht) naar achter heeft/hebben geduwd en/of
- die [slachtoffer] de woonkamer heeft/hebben ingesleurd en/of
- een pistool/vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
zichtbaar voor die [slachtoffer] in zijn/hun hand(en) gehouden en/of op het hoofd van
die [slachtoffer] heeft gericht en/of tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft gehouden
en/of
- een mes voor het gezicht van die [slachtoffer] heeft gehouden en/of met dat mes in
het gezicht van die [slachtoffer] heeft gesneden en/of
(hierbij) die [slachtoffer] opzettelijk dreigend, meermalen, althans eenmaal,
-zakelijk weergegeven- de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Waar zijn je
sieraden" en/of "Waar is je pinpas" en/of "Waar is je geld" en/of "Snel, snel"
en/of "Geef mij het goede nummer, want ik wil geld" en/of "Als ik niet het
goede nummer krijg, kom ik terug en schiet ik je dood", althans woorden van
soortgelijke dreigende aard en/of strekking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 2 maart 2016 te Oosterhout tezamen en in vereniging met
een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening (uit een woning, gelegen aan de [adres 3] ) heeft weggenomen
- een of meer pinpas(sen) en/of een visa/creditcard en/of in totaal (circa)
1000 Euro, althans enig geldbedrag en/of een identiteitskaart/paspoort en/of
- een (groot) aantal sieraden, waaronder een gouden ring (met een robijn),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op
heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of
welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn
mededader(s)
- met (een) bivakmuts(en) of gezichtsbedekkende kleding op zijn/hun hoofd(en)
de woning van die [slachtoffer 2] is/zijn binnengegaan en/of
- die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, (met een vuurwapen/pistool) tegen
het hoofd en/of gezicht heeft/hebben geslagen/gestompt en/of
- een vuurwapen/pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
zichtbaar voor die [slachtoffer 2] in zijn/hun hand(en) hebben gehouden en/of
- ( hierbij) die [slachtoffer 2] opzettelijk dreigend, meermalen, althans eenmaal
-zakelijk weergegeven- de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Geld, geld,
geld"en/of "Kluis, kluis" en/of "Naar beneden" en/of "Open" en/of "Pincode,
pincode" en/of "Anders schiet(en) ik/we je dood", althans woorden van
soortgelijke dreigende aard en/of strekking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de woningoverval tenlastegelegd als feit 1. Zij baseert zich daarbij op de aangifte van mevrouw [slachtoffer] , de verklaring van getuige [naam getuige] , de camerabeelden van de Rabobank waar gepind is met de weggenomen pinpas van mevrouw [slachtoffer] en de herkenning op die beelden van de neef van verdachte, medeverdachte [naam medeverdachte] , de aangetroffen schoensporen die waarschijnlijk veroorzaakt zijn door de schoenen van de broer van verdachte en de volgens de officier van justitie leugenachtige verklaringen van verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte] ten aanzien van een bioscoopbezoek op de avond van de woningoverval.
Ten aanzien van de woningoverval van feit 2 komt de officier van justitie ook tot een bewezenverklaring. Zij baseert zich daarbij op de aangifte van de heer [slachtoffer 2] , op de camerabeelden van H19 en de beelden van het pinnen bij de ABN-AMRO, de herkenning van medeverdachten [naam medeverdachte] en [medeverdachte 2] op die beelden, de aangetroffen goederen van de aangever onder medeverdachte [medeverdachte 2] , de bekennende verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] en de aangetroffen schoensporen in de woning van de aangever die zijn veroorzaakt met de schoenen van de broer van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen door het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Verdachte ontkent betrokkenheid bij de feiten. De aangevers van beide feiten wijzen verdachte niet aan als dader. Ook de medeverdachten wijzen hem niet aan als mededader. [medeverdachte 2] is een foto van verdachte getoond en hij heeft aangegeven dat dit niet een van zijn mededaders was. Voorts is er geen cameramateriaal waaruit de betrokkenheid van verdachte zou kunnen blijken. De verdediging voert aan dat de bij feit 1 en feit 2 aangetroffen schoensporen niet van de schoenen van verdachte zijn, maar van zijn broer. Niet is komen vast te staan dat verdachte de schoenen aan had op de dagen dat de woningovervallen plaatsvonden.
Ten slotte heeft de verdediging naar voren gebracht dat de OVC-gesprekken van het bewijs uitgesloten moeten worden, omdat deze zijn verkregen in strijd met de verklaringsvrijheid van een verdachte, zoals neergelegd in artikel 6, eerste lid van het EVRM. Er was naar de mening van de verdediging sprake van een opzetje, door verdachte en medeverdachte samen in een arrestantenbus te plaatsen en voor te wenden dat er brand was.
Subsidiair is de verdediging van menig dat andere opsporingsmogelijkheden nog niet waren uitgeput waardoor niet is voldaan aan de eisen van subsidiariteit. Ook op die grond moet worden overgegaan tot uitsluiting van de OVC-gesprekken als bewijs.
Meer subsidiair is de verdediging van mening dat niet duidelijk is of de uitspraken van verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte] gedaan zijn uit eigen wetenschap of dat zij volgen uit informatie uit het dossier.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte naar de mening van de verdediging van beide feiten vrijgesproken te worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 2:
Op 2 maart 2016 wordt de heer [slachtoffer 2] door drie personen overvallen in zijn woning aan de [adres 3] te Oosterhout. Hij denkt dat hij gelijk een klap op zijn hoofd kreeg. Hij wordt wakker in de tuin en ziet drie daders. Hij verklaart dat ze allen een pistool hadden. Hij krijgt tijdens de overval meerdere klappen op het hoofd. Er wordt “geld, geld, geld” en “kluis, kluis” geroepen tegen hem door de lange dader. De lange dader roept ook “naar beneden” tegen hem. In de kelder staat een wapenkluis. De heer [slachtoffer 2] moet deze open doen. Uit de kluis wordt niets gepakt. [slachtoffer 2] geeft boven in de woning zijn portemonnee af. Een van de daders roept: “pincode”. Als de heer [slachtoffer 2] aangeeft dat hij het vanwege de klappen op zijn hoofd niet meer weet, krijgt hij een klap van de lange dader en wordt tegen hem gezegd dat hij het moet geven en dat hij anders doodgeschoten wordt. Na het geven van de pincode gaan de daders weg. Kort na de overval mist de heer [slachtoffer 2] naast de pinpas ook een creditcard en zijn gouden ring met robijn. [1]
Als de politie ter plaatse komt geeft de heer [slachtoffer 2] aan dat hij met een pistool tegen het hoofd is geslagen. Hij mist een SNS bankkaart, een ABN-AMRO bankkaart en een creditcard . De echtgenote van de heer [slachtoffer 2] wordt gebeld met de mededeling dat op die dag zelf een bedrag van in totaal 1000 euro is gepind. Dit is middels vier transacties gebeurd in Oosterhout tussen 15.57 uur en 16.01 uur. [2]
De vermoedelijke vluchtroute van de daders wordt nagelopen [3] en uiteindelijk worden sieraden, paspoorten en een mobiele telefoon aangetroffen. [4] De sieraden worden aan de heer [slachtoffer 2] en zijn echtgenote getoond en ook door hen herkend als hun eigendom. [5] Ook werden twee messen en twee op een vuurwapen gelijkende voorwerpen in de bosjes aangetroffen. [6] De kolven van de op een vuurwapen gelijkende voorwerpen zijn bemonsterd. In de bemonsteringen van beide wapens werd DNA van de heer [slachtoffer 2] aangetroffen. [7] [8]
Verbalisant Koole kreeg rond 16.00 uur de melding van de overval en is ter plaatse gegaan. Zij spreekt op de Dr. Janssenslaan twee personen op een fiets aan. Beide mannen vluchten. [9] Kort daarna wordt de passagier aangehouden. Hij blijkt medeverdachte [medeverdachte 2] te zijn. In zijn zakken worden een geldbedrag van € 250,-- , een bankpas en een creditcard van de heer [slachtoffer 2] aangetroffen. [10]
Medeverdachte [naam medeverdachte] (hierna: [naam medeverdachte] ) wordt door verbalisant Koole op een foto herkend als zijnde de bestuurder van de fiets. [11] Een dag later wordt [naam medeverdachte] nogmaals voor 100 procent door verbalisant Koole herkend. [12]
Er zijn camerabeelden opgevraagd van de pintransacties met de pinpas van [slachtoffer 2] . Verbalisant Stoppelenburg herkent op de beelden [medeverdachte 2] en [naam medeverdachte] . [13] Ook verbalisant Roeland herkent [naam medeverdachte] als een van de twee personen die met een gestolen pinpas pint. [14]
Medeverdachte [medeverdachte 2] verklaart dat hij en twee anderen de overval hebben gepleegd. Hij noemt de mededaders A en B. Bij de overval hield A een vuurwapen gericht op [slachtoffer 2] . A vroeg diverse keren geld aan [slachtoffer 2] . B kwam terug uit de slaapkamer met een zak vol goudkleurige objecten. [slachtoffer 2] gaf zijn portemonnee af en [medeverdachte 2] haalde de pasjes eruit. A vroeg aan [slachtoffer 2] de pincode. Toen hoorde [medeverdachte 2] A zeggen dat de auto eraan kwam. Ze zijn toen gevlucht. Ze zijn naar de Albert Heijn gerend en hebben daar gepind. Met een weggenomen bankpas is vervolgens bij de pinautomaat daar 1000 euro gepind. Vanaf de pin liepen ze terug naar het park. B gaat weg in het park met de tas. [medeverdachte 2] rende met A door richting het gemeentehuis. Toen mededader A met een fiets aankwam, is [medeverdachte 2] achterop gestapt. Mededader A fietste en [medeverdachte 2] zat achter op de fiets toen verbalisant Koole hem zag. [medeverdachte 2] herkent medeverdachte [naam medeverdachte] als A op de afbeelding waarop gepind wordt. [medeverdachte 2] verklaart voorts dat hij door mededader A ( [naam medeverdachte] ) is gevraagd aan de overval mee te doen. A heeft hem gezegd dat B zijn neef is. [15] B heeft hem gezegd dat hij 15 jaar oud was. [16]
Op 3 maart 2016 bekijkt verbalisant [verbalisant] de camerabeelden van H19, een kunstencentrum aan de Heuvel 19 te Oosterhout gelegen naast de [adres 3] te Oosterhout. Op de beelden is te zien dat drie personen om 15.45 uur vanuit de Slotlaan in de richting van de Heuvel rennen. [17] [18]
Kort na de overval, omstreeks 16.20 uur wordt verdachte door verbalisant Genc op de Van Oldeneellaan te Oosterhout staande gehouden. Hij liep heen en weer en keek omhoog. Er hing een politiehelikopter in de lucht. Hij gedroeg zich zenuwachtig. Hij zei dat hij daar gewoon stond en zo moest werken. Door verbalisant Genc wordt gerelateerd dat het signalement van verdachte qua postuur en kleding overeenkomt met de meest linkse persoon op de camerabeelden van de drie rennende personen. [19] Later wordt de jas die verdachte droeg tijdens zijn aanhouding vergeleken met de jas die de meest linker persoon droeg op de shots van de camerabeelden van H19. Verbalisant Los concludeert dat de jas van verdachte in verschillende opzichten overeenkomsten vertoont met de jas van de meest linker persoon. [20] De Van Oldeneellaan komt uit op de Slotlaan. [21]
In de woning van de heer [slachtoffer 2] zijn in de woonkamer voor de tussendeur naar de bijkeuken schoensporen aangetroffen. Deze sporen hebben de SIN nummers AAJO2867NL en AAJO2866NL gekregen. [22] In de woning van verdachte is een paar Nike sportschoenen aangetroffen en inbeslaggenomen onder nummer AAJO1550NL. [23] [naam broer van verdachte] , de broer van verdachte, geeft te kennen dat deze schoenen van hem zijn. [24] Verdachte heeft verklaard dat hij soms de schoenen draagt van zijn broer [naam broer van verdachte] . [25]
Uit onderzoek blijkt dat [naam broer van verdachte] met zijn vader op 2 maart 2016 in Houten een auto is gaan kopen. Deze auto is om 15.15 uur die dag te Houten op naam gesteld van de vader van verdachte. Rond 18.00 uur zijn [naam broer van verdachte] en zijn vader pas weer terug in Oosterhout. [26]
De schoensporen zijn vergeleken met de in beslag genomen Nikes. Geconcludeerd wordt dat de schoensporen met deze schoenen zijn veroorzaakt. [27]
De rechtbank is van oordeel dat uit genoemde bewijsmiddelen genoegzaam volgt dat de drie personen die verantwoordelijk zijn voor de woningoverval verdachte, medeverdachte [medeverdachte 2] en medeverdachte [naam medeverdachte] zijn. De rechtbank stelt op grond van de gebezigde bewijsmiddelen vast dat de door [medeverdachte 2] genoemde mededader A [naam medeverdachte] is. Hij wordt zowel door verbalisanten als door [medeverdachte 2] herkend tijdens het pinnen. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat mededader B de neef van mededader A is en dat hij 15 jaar oud is. Verdachte ís de neef van [naam medeverdachte] en was ten tijde van het delict 15 jaar oud. Daarnaast zijn door de daders schoensporen in de woning van [slachtoffer 2] achtergelaten. De deskundige concludeert dat twee van deze sporen zijn veroorzaakt met de in beslag genomen schoenen van de broer van verdachte. Dit is de sterkste bevestigende conclusie die bij dit soort onderzoeken wordt gehanteerd. [28] Vaststaat dat de broer van verdachte, van wie de schoenen waren, ten tijde van de woningoverval doende was om met zijn vader een auto te kopen in Houten. Vast staat dat hij de schoensporen dus niet kan hebben veroorzaakt. Verdachte heeft verklaard dat hij deze schoenen soms draagt, maar heeft ontkend dat hij deze die dag heeft gedragen. Zijn verklaring bij de politie dat dan iemand anders van buiten de schoenen moet hebben gedragen, is niet aannemelijk geworden. Daarvoor is ook geen enkele aanwijzing uit het dossier naar voren gekomen. Daar komt bij dat verdachte ter zitting op alle kritische vragen omtrent de schoenen en schoensporen zich op zijn zwijgrecht heeft beroepen. Hoewel dit een recht is van een verdachte, vragen bovengenoemde omstandigheden om een uitleg van verdachte. Deze is echter uitgebleven. De rechtbank concludeert uit al het voorgaande dat het verdachte moet zijn geweest die die dag de schoensporen in de woning van [slachtoffer 2] heeft achtergelaten.
Daar komt bij dat verdachte kort na de overval door een verbalisant is aangetroffen in de directe nabijheid van de plaats delict. Hij heeft ook daarvoor geen verklaring willen geven. Ook is verdachte aan zijn postuur en jas herkend op de shots van de beelden van H19. Bovendien heeft verdachte wisselend verklaard over wat hij ten tijde van de overval heeft gedaan. Bij de politie heeft hij in eerste instantie verklaard dat hij die dag om 17.00 uur moest werken en dat hij vanuit zijn opa en oma zonder te stoppen naar zijn werk is gefietst. Dat verhoudt zich niet tot het feit dat hij die dag op de van Oldenneellaan is aangetroffen. Later heeft hij verklaard dat hij ook nog eerst bij de loempiakraam is geweest en daar [naam medeverdachte] tegenkwam. Ter zitting heeft hij zich op vragen hierover op zijn zwijgrecht beroepen. Ook hiervoor heeft te gelden dat van verdachte een verklaring mag worden verlangd voor deze omstandigheden.
De rechtbank acht de omstandigheid dat [medeverdachte 2] verdachte niet van een foto als mededader heeft herkend niet van doorslaggevend belang. [medeverdachte 2] zegt hierover dat dader B geen baardgroei had en verdachte op de foto wel. In een latere verklaring geeft hij aan dat dader B een motorbandana droeg en dat hij daardoor wellicht de baardgroei niet heeft gezien. Los daarvan doet deze omstandigheid naar het oordeel van de rechtbank niet af aan bovengenoemde feiten en omstandigheden waaruit de betrokkenheid van verdachte bij de overval blijkt.
Het voorgaande in onderling verband en samenhang bekeken, komt de rechtbank tot het wettig en overtuigend bewijs dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de onder dit feit ten laste gelegde woningoverval.
Feit 1:
Op 19 februari 2016 wordt er bij de woning van mevrouw [slachtoffer] aangebeld. Zij doet de deur open, maar wordt meteen hard naar achteren geduwd en valt daardoor op de grond. Drie personen met een doek voor hun mond komen haar woning binnen. Mevrouw [slachtoffer] wordt de kamer ingesleurd en ziet vervolgens dat één van de personen een pistool vast heeft. Aan mevrouw [slachtoffer] wordt gevraagd waar haar sieraden zijn. Ook wordt haar gevraagd waar haar pinpas is. Eén van de personen zegt tegen mevrouw [slachtoffer] : “Geef mij het goede nummer, want ik wil het geld. Als ik niet het goede nummer krijg, kom ik terug en schiet ik je dood”. De sleutels met daaraan een autosleutel worden gepakt en met de auto van mevrouw [slachtoffer] wordt weggereden. Eén van de personen gaat weg en komt na ongeveer twintig minuten terug met de woorden “bedankt voor de 1250 euro en uw auto rijdt lekker”. [29]
In een aanvullend verhoor geeft mevrouw [slachtoffer] aan dat er wordt gezegd “snel, snel”. Ook wordt er een pistool tegen het voorhoofd van mevrouw [slachtoffer] gezet. Op enig moment wordt er een mes voor het gezicht van mevrouw [slachtoffer] gehouden en wordt dat mes langs haar gezicht gehaald. Hierdoor wordt een snee boven de bovenlip van mevrouw [slachtoffer] toegebracht. [30]
Op de goederenbijlage zijn de goederen opgenomen, die tevens op de tenlastelegging zijn terug te vinden, met uitzondering van een trouwring (met diamantje). [31]
Met de pinpas van mevrouw [slachtoffer] is op 19 februari 2016 om 19.16 uur een bedrag van 1250 euro van haar rekening gepind bij een pinautomaat aan het Arendsplein te Oosterhout. [32] Van deze pintransactie zijn camerabeelden veilig gesteld. [33]
Verbalisant [verbalisant 1] relateert dat hij op 20 februari 2016, een dag na de woningoverval, foto’s heeft gezien van de persoon die gepind zou hebben met de pinpas van mevrouw [slachtoffer] . Hij herkent in de foto’s de hem ambtshalve bekende [naam medeverdachte] , echter niet voor 100%. Een dag na de herkenning, op 21 februari 2016, komt hij [naam medeverdachte] tegen op straat. Verbalisant [verbalisant 1] herkent [naam medeverdachte] met 100% zekerheid als de persoon die is betrokken bij de woningoverval. De herkenning wordt gebaseerd op de kleding, haardracht en gezichtskenmerken van [naam medeverdachte] . [34]
In de woning, op de vloer van de woonkamer, van mevrouw [slachtoffer] zijn schoensporen aangetroffen. Deze sporen hebben de SIN nummers AAIV8241NL en AAIV8120NL gekregen. [35]
In de woning van verdachte is een paar Nike sportschoenen aangetroffen en inbeslaggenomen onder nummer AAJO1550NL. [naam broer van verdachte] , de broer van verdachte, geeft te kennen dat deze schoenen van hem zijn. [36] Uit onderzoek is gebleken dat [naam broer van verdachte] op 19 februari 2016 aan het werk was ten tijde van het vermoedelijke pleegtijd van het delict. [37]
Verdachte heeft verklaard dat hij soms de schoenen draagt van zijn broer [naam broer van verdachte] . [38]
De schoensporen zijn vergeleken met de in beslag genomen Nikes. Geconcludeerd wordt dat de schoensporen waarschijnlijk met deze schoenen zijn veroorzaakt. [39]
Bij de verhoren hebben zowel verdachte [40] als medeverdachte [naam medeverdachte] [41] verklaard dat zij op 19 februari 2016 in Tilburg naar de film Creed zijn gaan kijken. [naam medeverdachte] heeft verklaard dat ze om 18:00 uur de bus naar Tilburg hebben genomen. Onderzoek van de politie heeft echter opgeleverd dat deze film op de bewuste dag uit het programma was geschrapt en niet vertoond werd in de door verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte] genoemde bioscoop. [42]
Tussen verdachte en medeverdachte is met inzet van technische hulpmiddelen vertrouwelijke communicatie opgenomen. De gesprekken zijn in een proces-verbaal van bevindingen gerelateerd. Daarin staat onder meer het volgende opgenomen.
“H: [naam medeverdachte]
O: [verdachte] […]
O: ik moet sowieso binnenkort toch terug komen, alles wat jij zegt moet ik, moet ik beantwoorden. Net zoals wij naar de bioscoop samen gingen[…]
O: ik dacht aan jouw madre, jouw madre zei al dat als je wordt gepakt dan moet je zeggen dat je vrijdag naar de bios ging. Hij zegt tegen mij, ga je vaak naar de bios, welke film was de laatste? Ik zei Creed […]
H: want ik wist dat hij die had gezien dus […]
O: hij zei tegen mij, met wie, ik zei met mijn vrienden. Daarna zei hij tegen mij, ja, [naam medeverdachte] zei dat jullie naar de bios gingen. Ik zei, ja dat kan kloppen, ik herinner het me niet meer.”
De rechtbank stelt vast dat medeverdachte [naam medeverdachte] door een verbalisant is herkend als degene die met de gestolen pinpas geld heeft gepind. Uit de verklaring van aangeefster volgt dat dit een van de overvallers was, omdat een van de overvallers tijdens de overval de woning heeft verlaten om te gaan pinnen. Met de schoenen van de broer van verdachte zijn waarschijnlijk de aangetroffen schoensporen veroorzaakt. Deze broer kan de sporen niet veroorzaakt hebben, omdat hij op zijn werk was. Verdachte draagt soms de schoenen van zijn broer. Hij heeft geen verklaring willen geven ter zitting voor de aangetroffen schoensporen en zich op zijn zwijgrecht beroepen. Dit terwijl deze sporen wel om een verklaring vragen.
Daar komt bij dat verdachte een leugenachtige verklaring heeft afgelegd aangaande zijn alibi voor het tijdstip van de overval. Immers is gebleken dat de film Creed die avond niet werd getoond in de bioscoop waarover hij verklaart. Verdachte heeft deze verklaring gegeven kennelijk met het doel om zichzelf en [naam medeverdachte] een alibi te verschaffen en daarmee de waarheid te bemantelen. Dat blijkt ook uit de inhoud van het OVC-gesprek. Daaruit komt naar het oordeel van de rechtbank naar voren dat er kennelijk met de moeder van [naam medeverdachte] is besproken dat moest worden gezegd dat ze naar de film waren geweest en dat [naam medeverdachte] heeft gezegd dat het de film Creed was, omdat hij wist dat verdachte deze al had gezien.
De verdediging heeft met een verwijzing naar een arrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2004:AN9195) een verweer gevoerd ten aanzien van de OVC-gesprekken. Kort gezegd is de verdediging van mening dat verdachte is uitgelokt tot het doen van bepaalde uitspraken door een brand in de motor van het politiebusje te ensceneren. De uitlatingen zijn daarom niet in vrijheid gedaan. Verder is door de verdediging gesteld dat niet voldaan is aan de vereisten van subsidiariteit en dat ook om die reden tot bewijsuitsluiting gekomen moet worden.
Het door de verdediging opgeworpen arrest ziet op een situatie dat een opsporingsambtenaar onder een andere identiteit in de omgeving van de verdachte verkeert en met de verdachte in contact komt. Dit zou in strijd kunnen zijn met de in artikel 6, lid 1 van het EVRM neergelegde verklaringsvrijheid. Van een dergelijke situatie is in het geval van verdachte geen sprake. Niemand heeft een gesprek met hem onder valse voorwendselen gestart, of zich als een ander voorgedaan in dat gesprek. Het is daardoor ook geen verhoorsituatie geworden. Het was een gesprek tussen verdachte en [naam medeverdachte] . Het enige dat in scène is gezet, is het pechgeval. Naar het oordeel van de rechtbank heeft dat echter geen enkele invloed gehad op de verklaringsvrijheid. Ook de stelling van de raadsman dat verdachte in paniek was door de heftigheid van situatie gelooft de rechtbank niet. Dit blijkt ook op geen enkele wijze uit de transcriptie van het gesprek binnen en buiten het busje.
Ook overigens is de rechtbank van oordeel dat het verweer van de verdediging niet opgaat. In het onderhavige geval is de rechtbank van oordeel dat het om bijzonder ernstige feiten gaat. Bovendien blijkt uit het dossier dat verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte] op geen enkele wijze openheid van zaken hebben willen geven. De rechtbank heeft verder vastgesteld dat de rechter-commissaris toestemming heeft verleend voor het inzetten van het opsporingsmiddel. Aan de juridische eisen is dus voldaan. Voorts blijkt uit het dossier dat al verschillende opsporingsmiddelen waren ingezet. Nu naar het oordeel van de rechtbank voldaan is aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit en de uitingen van verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte] niet beschouwd worden als afgelegd in strijd met de verklaringsvrijheid van verdachten, wordt het verweer van de verdediging tot bewijsuitsluiting verworpen.
Gelet op de aangifte, de aangetroffen schoensporen waarvoor verdachte geen verklaring geeft, het feit dat [naam medeverdachte] betrokken is bij de overval nu hij herkend is bij het pinnen, het feit dat verdachte en [naam medeverdachte] samen liegen over hun bezigheden de avond van de overval én het feit dat verdachte en [naam medeverdachte] , eveneens samen met een derde dader, ook de overval op de heer [slachtoffer 2] hebben gepleegd, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte dit feit heeft medegepleegd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op
of omstreeks19 februari 2016 te Oosterhout
tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
(uit een woning, gelegen
aan de [adres 2] )heeft weggenomen
- een geldbedrag, van in totaal ca 550 Euro,
in elk geval enig geldbedrag
en
/ofeen (imitatie) parelketting en
/of een trouwring (met diamantje)en
/of
een Tablet (Samsung Galaxy) en
/ofeen zegelboekje (AH) en/
ofeen horloge en
/of
een schoudertas en
/of
- ( auto)sleutel
(s
)en
/ofeen
(personen
)auto en
/of
- een pinpas en
/ofeen geldbedrag van in totaal circa 1250 Euro,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededaders,
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld
en/of gevolgdvan geweld en
/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren,welk geweld en
/ofwelke bedreiging met geweld hierin bestonden dat
hij, verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)
- onverwachts de voordeur
(van de woning van die [slachtoffer]
) heeft/hebben
opengeduwd en
/of
-
zijn/hun gezicht
(gedeeltelijk
) heeft/hebben bedekt met een doek en
/of
- die [slachtoffer]
(met kracht
)naar achter
heeft/hebben geduwd en
/of
- die [slachtoffer] de woonkamer
heeft/hebben ingesleurd en
/of
-
een pistool/vuurwapen, althanseen op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
zichtbaar voor die [slachtoffer] in
zijn/hun hand
(en
)gehouden en
/ofop het hoofd van
die [slachtoffer] hebben gericht en
/oftegen het hoofd van die [slachtoffer] hebben gehouden
en
/of
- een mes voor het gezicht van die [slachtoffer] hebben gehouden en
/ofmet dat mes in
het gezicht van die [slachtoffer] hebben gesneden en
/of
(hierbij
)die [slachtoffer] opzettelijk dreigend,
meermalen, althans eenmaal,
-zakelijk weergegeven- de woorden
heeft/hebben toegevoegd: "Waar zijn je
sieraden" en
/of"Waar is je pinpas" en
/of"Waar is je geld" en
/of"Snel, snel"
en
/of"Geef mij het goede nummer, want ik wil geld" en
/of"Als ik niet het
goede nummer krijg, kom ik terug en schiet ik je dood"
, althans woorden van
soortgelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
op
of omstreeks2 maart 2016 te Oosterhout tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening
(uit een woning, gelegen aan de [adres 3] )heeft weggenomen
-
een of meerpinpas
(sen
)en
/ofeen visa/creditcard en
/ofin totaal
(circa
)
1000 Euro,
althans enig geldbedragen
/ofeen
identiteitskaart/paspoort en
/of
- een
(groot
)aantal sieraden, waaronder een gouden ring
(met een robijn
),
in elk geval enig goed,geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] ,
in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld
en/of gevolgdvan geweld en
/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op
heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,welk geweld en
/of
welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en
/ofzijn
mededader
(s
)
- met
(een
)bivakmuts
(en)of gezichtsbedekkende kleding op
zijn/hun hoofd
(en
)
de woning van die [slachtoffer 2]
is/zijn binnengegaan en
/of
- die [slachtoffer 2] meermalen,
althans eenmaal, (met een imitatievuurwapen/pistool) tegen
het hoofd en
/ofgezicht
heeft/hebben geslagen
/gestompten
/of
-
een vuurwapen/pistool, althanseen op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
zichtbaar voor die [slachtoffer 2] in
zijn/hun hand
(en
)hebben gehouden en
/of
-
(hierbij
)die [slachtoffer 2] opzettelijk dreigend,
meermalen, althans eenmaal
-zakelijk weergegeven- de woorden
heeft/hebben toegevoegd: "Geld, geld,
geld" en
/of"Kluis, kluis" en
/of"Naar beneden" en
/of"Open" en
/of"Pincode,
pincode" en
/of"Anders schiet
(en
) ik/we je dood"
, althans woorden van
soortgelijke dreigende aard en/of strekking;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een jeugddetentie van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Aan het voorwaardelijk deel koppelt de officier van justitie de bijzondere voorwaarden dat verdachte moet meewerken aan een persoonlijkheidsonderzoek en dat hij zich meldt bij de jeugdreclassering.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd om de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Bij een bewezenverklaring stelt de verdediging zich op het standpunt dat een jeugddetentie die gelijk is aan het voorarrest en een taakstraf in de rede liggen voor wat betreft de strafmaat.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte en zijn medeverdachten hebben zich schuldig gemaakt aan twee zeer lafhartige en bijzonder ernstige woningovervallen. Telkens waren het de bejaarde bewoners die het slachtoffer zijn geworden van het meedogenloos handelen van verdachte en zijn medeverdachten. Gewapend, vermomd en met toepassing van geweld hebben zij zich toegang verschaft tot de woningen van de slachtoffers. Eenmaal binnen hebben zij zich, zonder enige vorm van gevoel voor de slachtoffers, gericht op goederen van waarde. Ook werden de pinpassen meegenomen en werden de slachtoffers gedwongen de pincodes prijs te geven. De koelbloedigheid van het handelen van verdachte en zijn medeverdachten blijkt onder meer uit het gegeven dat bij feit 1 tijdens de overval de auto van mevrouw [slachtoffer] is meegenomen naar de pinautomaat. Vervolgens is zij nog sarcastisch bedankt voor het gebruik van de auto.
Het spreekt voor zich dat een op deze manier uitgevoerde overval voor de slachtoffers een bijzonder traumatische ervaring moet zijn geweest. Beide slachtoffers waren op het moment van de overval alleen thuis en zagen zich als ouderen in de veiligheid van hun eigen woningen geconfronteerd met drie personen met wapens. Onder ernstige bedreigingen hebben de slachtoffers mee moeten werken.
Beide slachtoffers zijn door het toegepast geweld gewond geraakt. Uit de schriftelijke slachtofferverklaringen blijkt dat het gebeuren nog steeds het leven van de slachtoffers beheerst en zij hier nog veel last van ondervinden.
Bij dit alles heeft verdachte kennelijk in het geheel niet stilgestaan. Het heeft hem er in ieder geval niet van weerhouden om, ten koste van een ander, op deze manier snel aan geld te komen. In het nadeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met de weinig coöperatieve proceshouding van verdachte.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee zijn jonge leeftijd, het gegeven dat hij geen strafblad heeft en de omstandigheid dat niet aannemelijk is geworden dat hij een voortrekkersrol heeft gehad bij de feiten.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad) van 2 februari 2017. Uit het rapport van de raad komt naar voren dat er voor wat betreft de persoonlijke omstandigheden en leefgebieden nauwelijks zorgen bestaan. Mocht er een bewezenverklaring volgen, dan maakt de raad zich zorgen over de gewetensontwikkeling en de attitude van verdachte. De raad adviseert in dat geval een persoonlijkheidsonderzoek af te laten nemen, waarbij in overweging wordt gegeven om de verplichting hiertoe op te nemen als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke jeugddetentie. De meldplicht zou een andere bijzondere voorwaarde zijn. Daarnaast adviseert de raad een taakstraf.
Ter zitting heeft de vertegenwoordiger van de raad het advies herhaald en aangegeven dat de taakstraf een werkstraf van maximale duur zou kunnen zijn.
De vertegenwoordiger van de jeugdreclassering heeft zich ter zitting achter het advies van de raad geschaard.
De rechtbank stelt vast dat oplegging van de door de officier van justitie gevorderde straf, gelet op artikel 77i, lid 1 onder a Sr niet mogelijk is. Verdachte was ten tijde van het plegen van de delicten 15 jaar oud, zodat aan hem ten hoogste jeugddetentie voor de duur van twaalf maanden kan worden opgelegd. Gelet op de ernst van de feiten, de gevolgen die deze hebben gehad voor de slachtoffers en de houding van verdachte is de rechtbank wel met de officier van oordeel dat op het handelen van verdachte niet anders kan worden gereageerd dan door het opleggen van een vrijheidsbenemende straf die de duur van het voorarrest te boven gaat. Het opleggen van een werkstraf, zoals geadviseerd door de raad voor de kinderbescherming doet volstrekt geen recht aan de ernst van de feiten. De rechtbank zoekt aansluiting bij de oriëntatiepunten van het LOVS waarin voor een woningoverval als uitgangspunt zes maanden jeugddetentie wordt geformuleerd. De rechtbank stelt vast dat er in het onderhavige geval sprake is van diverse strafverzwarende omstandigheden die door de rechtbank reeds hiervoor zijn aangehaald.
Gelet op de omstandigheden die in zijn voordeel zijn meegewogen en op het gegeven dat verdachte vanwege zijn leeftijd veroordeeld kan worden tot een maximale jeugddetentie van twaalf maanden, komt de rechtbank tot het oordeel dat een jeugddetentie van tien maanden, onder aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest, passend en geboden is. Voor een voorwaardelijk deel ziet de rechtbank geen aanleiding nu de raad heeft aangegeven dat er nauwelijks zorgen zijn voor wat betreft de leefgebieden.
De rechtbank ziet ten slotte niet de noodzaak om de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 7.783,43 voor feit 2, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade. Voorts wordt verzocht om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De officier van justitie is van mening dat het gevorderde schadebedrag rechtstreeks voort-vloeit uit het feit zoals dat bewezen kan worden verklaard met uitzondering van de post “een weekje weg op doktersadvies”. Zij verzoekt de rechtbank om de verzochte schadevergoeding voor het overige toe te wijzen en te bepalen dat verdachte hiervoor hoofdelijk aansprakelijk is.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat het rechtstreekse verband tussen de posten ‘tuinonderhoud’ en ‘weekje weg’ enerzijds en de bewezenverklaring anderzijds niet vaststaat. Dit geldt evenzeer, gelet op de leeftijd van de heer [slachtoffer 2] , voor de medische kosten. Dit moet nader onderzocht worden hetgeen zou leiden tot een onevenredige belasting van het strafproces.
Materiële schade:
De rechtbank is van oordeel dat de post reiskosten naar het ziekenhuis ad € 67,20 voldoende aannemelijk is gemaakt en rechtstreeks voortvloeit uit het bewezenverklaarde feit.
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een - rechtstreeks - causaal verband tussen de woningoverval en de gevorderde kosten tuinonderhoud. Met de raadsman en de officier is de rechtbank van oordeel dat ook een – rechtsteeks – causaal verband tussen de overval en het weekje weg niet vast staat. Het is wel begrijpelijk dat de heer [slachtoffer 2] er met zijn vrouw even tussen uit is gegaan, maar dat maakt nog niet dat er voldoende causaal verband is om de kosten op de verdachte te verhalen.
Immateriële schade:
Een vergoeding van de immateriële schade komt de rechtbank billijk voor, gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. Op grond van de beschikbare gegevens en van beslissingen in de rechtspraak bij soortgelijke gevallen, zal de rechtbank het gevorderde bedrag matigen tot € 4.000,-. De rechtbank zal de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Toewijzing:
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 4.067,20 een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit, waarvan € 67,20 ter zake van materiële schade en € 4.000,- ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is tot dit bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en de rechtbank zal de vordering dan ook tot dat bedrag toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. Voorts zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Voor het overige zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. Dit deel van de vordering kan eventueel bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

8.Het beslag

8.1
De bewaring ten behoeve van de rechthebbende
De rechtbank zal de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten van het hierna in de beslissing genoemde, in beslag genomen, voorwerp aangezien thans niemand als rechthebbende kan worden aangemerkt.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 27, 36f, 77a, 77g, 77h, 77i, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feiten 1 en 2:Telkens: diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 10 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;
Beslag
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten 1.00 STK tapeband (plakband);
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 4.067,20 waarvan € 67,20 ter zake van materiële schade en € 4.000,00 ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 2 maart 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. (BP.20)
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht; (BP.22)
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] , € 4.067,20 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 10 dagen vervangende jeugddetentie, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd. (BP.04A)
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Linden, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. Tempel en mr. Meeuwisse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Tafazzul, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 28 februari 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld het eindproces-verbaal met dossiernummers ZB3R016027 en ZB3R016024 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 850.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 211-212 van voornoemd eind-proces-verbaal.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 345 van voornoemd eind-proces-verbaal.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 353 van voornoemd eind-proces-verbaal.
5.Het proces-verbaal van bevindingen tonen sieraden, pagina 393-394 van voornoemd eind-proces-verbaal.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 351.
7.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 maart 2016, PL2000-2016079031-95, pagina 3
8.Het NFI-rapport van 29 april 2016.
9.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 323-324 van voornoemd eind-proces-verbaal.
10.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 334-335 van voornoemd eind-proces-verbaal.
11.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 324 van voornoemd eind-proces-verbaal.
12.Het proces-verbaal, pagina 434 van voornoemd eind-proces-verbaal.
13.Het proces-verbaal camerabeelden ABN AMRO, pagina 278-279.
14.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 405 van voornoemd eind-proces-verbaal.
15.Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2] , pagina 615-623 van voornoemd eind-proces-verbaal.
16.Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2] , pagina 634.
17.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 276
18.Screenshot beelden camera-3 van H9, pagina 277
19.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 449-450 van voornoemd eind-proces-verbaal.
20.Het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen, pagina 470-477
21.Feit van algemene bekendheid.
22.Het proces-verbaal sporenonderzoek, als bijlage, onder paginanummer 8, opgenomen in voornoemd eind-proces-verbaal.
23.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 484
24.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 484 van voornoemd eind-proces-verbaal.
25.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 172 van voornoemd eind-proces-verbaal.
26.Het proces-verbaal van bevindingen aankoop auto, pagina 675 van voornoemd eind-proces-verbaal.
27.Het proces-verbaal van Team Forensische Opsporing, als bijlage en genummerd pagina’s 66, 67 en 70, van voornoemd eind-proces-verbaal.
28.Het proces-verbaal van Team Forensische Opsporing, als bijlage en genummerd pagina 139 van voornoemd eind-proces-verbaal
29.Het proces-verbaal van aangifte door mevrouw [slachtoffer] , pagina 680-682 van voornoemd eind-proces-verbaal.
30.Het proces-verbaal van verhoor aangever, pagina 693 van voornoemd eind-proces-verbaal.
31.Het geschrift, te weten Bijlage goederen, pagina 688 en 689 van voornoemd eind-proces-verbaal.
32.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 737 van voornoemd eind-proces-verbaal.
33.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 747.
34.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 754 en 755 van voornoemd eind-proces-verbaal.
35.Het proces-verbaal sporenonderzoek, als bijlage, onder paginanummer 147, opgenomen in voornoemd eind-proces-verbaal.
36.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 484 van voornoemd eind-proces-verbaal.
37.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 669 en 670 van voornoemd eind-proces-verbaal.
38.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 172 van voornoemd eind-proces-verbaal.
39.Het proces-verbaal van Team Forensische Opsporing, als bijlage en genummerd pagina’s 66, 67 en 73, van voornoemd eind-proces-verbaal.
40.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 178.
41.Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [naam medeverdachte]
42.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 493