In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 februari 2017 uitspraak gedaan over de aansprakelijkheid van een bestuurder voor onbetaald gebleven loonheffingen. De belanghebbende, als bestuurder van [A BV], was aansprakelijk gesteld door de ontvanger van de Belastingdienst voor een bedrag van € 42.370, dat bestond uit naheffingsaanslagen loonheffingen en verzuimboeten over de periode van september 2013 tot en met mei 2014. De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat het ontbreken van een tijdige melding van betalingsonmacht niet aan hem te wijten was. Hierdoor werd hij terecht als bestuurder aansprakelijk gesteld voor de onbetaald gebleven loonheffingen. De ontvanger had echter niet aangetoond dat de betaal- en aangifteverzuimboetes aan de belanghebbende te wijten waren, waardoor de beschikking aansprakelijkstelling moest worden verminderd met deze bedragen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar en verminderde de aansprakelijkstelling tot het bedrag van de naheffingsaanslagen loonheffingen. Tevens werd de ontvanger veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende, vastgesteld op € 496.