Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 februari 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst over de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2012. De belanghebbende, die vrijwilligerswerk verricht voor een stichting met de ANBI-status, claimde giftenaftrek op basis van het afzien van zijn vrijwilligersvergoeding en voor overige gemaakte kosten. De rechtbank oordeelde dat de overige kosten alleen in aftrek kunnen komen als deze kosten hoger zijn dan de vrijwilligersvergoeding, zoals bepaald in artikel 6.36 van de Wet inkomstenbelasting 2001. De belanghebbende heeft niet aangetoond dat dit het geval is.
Daarnaast was de belanghebbende van mening dat hij recht had op een verhoging van de aftrek voor giften aan culturele instellingen. De rechtbank stelde vast dat de stichting niet bij beschikking als culturele instelling was aangemerkt, wat een voorwaarde is voor de toepassing van de verhoging, zoals vermeld in artikel 6.39a van de Wet inkomstenbelasting 2001. De rechtbank concludeerde dat de inspecteur de verhoging terecht had geweigerd.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.