Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Stichting TanteLouise-Vivensis,
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 februari 2016 uitspraak gedaan in een arbeidsconflict tussen een werknemer, aangeduid als [verzoeker], en zijn werkgever, Stichting TanteLouise-Vivensis. [verzoeker] heeft primair verzocht om de opzegging van zijn arbeidsovereenkomst te vernietigen, subsidiair om de arbeidsovereenkomst te herstellen en meer subsidiair om een billijke vergoeding van € 50.000,00 toegekend te krijgen. De zaak is ontstaan na de opzegging van de arbeidsovereenkomst door TanteLouise-Vivensis, die dit deed op grond van bedrijfseconomische omstandigheden. [verzoeker] betwistte de opzegging en stelde dat de wederindiensttredingsvoorwaarde was geschonden, omdat binnen 26 weken na de opzegging dezelfde werkzaamheden door een andere werknemer werden verricht.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat TanteLouise-Vivensis geen nieuwe werknemer heeft aangetrokken, maar een reeds in dienst zijnde werknemer heeft herplaatst. Dit leidde tot de conclusie dat er geen sprake was van schending van de wederindiensttredingsvoorwaarde. Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat de opzegging niet in strijd was met de wettelijke bepalingen, omdat er een voldragen redelijke grond voor de opzegging aanwezig was. De verzoeken van [verzoeker] zijn dan ook afgewezen, inclusief het verzoek om een billijke vergoeding, omdat de kantonrechter geen schending van de wederindiensttredingsvoorwaarde heeft vastgesteld.
De kantonrechter heeft [verzoeker] veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 478,00. De beschikking is uitgesproken ter openbare terechtzitting, waarbij de kantonrechter de beslissing uitvoerbaar bij voorraad heeft verklaard.