3.1.De rechtbank gaat uit van de volgende feiten:
Op 3 september 2013 is tussen [verzoekster] als opdrachtgever en [verweerster] als aannemer een aannemingsovereenkomst gesloten ter verbouwing van de vakantiewoning van [verzoekster] in Schoondijke. Op de overeenkomst zijn van toepassing de Algemene voorwaarden voor aannemingen in het bouwbedrijf 1992 (AVA 1992) en de Consumentenvoorwaarden Verbouwingen van Stichting BouwGarant (COVO 2010).
Tot de overeengekomen werkzaamheden behoorde het plaatsen door [verweerster] van een door haar geleverde open, hardhouten trap van de begane grond van de woonkamer naar de verdiepingsvloer, inclusief leuning en balustrade (punt 4 aannemingsovereenkomst). De te leveren trap kent – van beneden naar boven gezien – twee knikken van 90 graden naar links; de trap bestaat uit een zogenaamd ‘onderkwart’ (over een lengte van ongeveer vier treden), een lang deel (over een lengte van ongeveer 7 treden) en een ‘bovenkwart’ (over een lengte van enkele bovenste treden). Bij de twee kwarten en het lange deel behoorden drie afzonderlijke leuningdelen. Volgens de oorspronkelijke opdracht was de trap aan de rechterzijde van de twee kwarten en de lange zijde omgeven door (drie) binnenwanden, waartegen de leuningdelen geplaatst dienden te worden.
[verzoekster] is gedurende de verbouwing door [verweerster] verschillende keren vanuit Luxemburg naar Schoondijke gereisd om naar de voortgang van het werk te kijken. Bij een van die gelegenheden heeft zij [verweerster] medegedeeld dat zij het mooier vond als er geen binnenwand zou worden geplaatst aan de rechterkant van het onderkwart van de trap en dat zij niet langer wenste dat die wand zou worden geplaatst.
[verweerster] heeft overeenkomstig de gewijzigde opdracht geen binnenwand geplaatst aan de rechterzijde van het onderkwart van de trap. In januari 2014 heeft zij een leuning bevestigd tegen de binnenwand aan de lange zijde van de trap. De leuningdelen behorende bij het onder- en bovenkwart van de trap heeft zij niet gemonteerd. De heer [verweerster] heeft hierover tijdens de hierna te noemen getuigenverhoren het volgende verklaard:
“De leuning aan de lange kant van de trap is in de derde week van 2014 geplaatst. De leuning die bedoeld was te worden bevestigd aan het wandje bij de trap, kon niet meer gemonteerd worden in verband met de wens van mevrouw [verzoekster] om die wand niet te plaatsen en het ter plekke open te laten. Ik moest daar een andere oplossing voor bedenken. Ik wilde dat overleggen met mevrouw [verzoekster] . Ik wilde met haar overleggen of zij daar nog ergens een leuning wilde en hoe die leuning dan zou moeten worden gemonteerd. Wat ik bedoel te zeggen is eigenlijk dat daar een traphek zou kunnen worden geplaatst op het onderste deel van de trapboom. Het meegeleverde leuningdeel kon daar niet meer worden geplaatst. Ik was van plan om dit met mevrouw [verzoekster] te overleggen tijdens de voorgenomen oplevering op 1 februari 2014.(…)De reden waarom het bovenste stuk van de leuning van de trap nog niet was bevestigd op het moment van de voorgenomen oplevering op 1 februari 2014 was dat er te weinig ruimte was om dat stuk te plaatsen. Normaal gesproken bevestigt men de leuning ongeveer 60 cm boven de traptreden. Die ruimte was er ter plekke niet in verband met de schuine kap van de woning. Ik had met mevrouw [verzoekster] willen bespreken of zij wenste dat dit bovenste stuk van de leuning nog zou worden geplaatst en zo ja, hoe.(…)”
Bij e-mail van 27 januari 2014 heeft [verweerster] [verzoekster] laten weten dat [verweerster] de resterende timmerwerkzaamheden had uitgevoerd en dat hij een afspraak met [verzoekster] wilde maken om de gerenoveerde woning op te leveren, waartoe hij 1 februari 2015 om 11.00 uur heeft voorgesteld. [verzoekster] is akkoord gegaan met het voorstel.
[verzoekster] is op 31 januari 2015 vanuit Luxemburg naar de woning gegaan. Op 1 februari 2015 heeft [verweerster] haar in bewusteloze toestand in de woning aangetroffen, liggend op de vloer onderaan de trap met haar hoofd in een plas bloed. [verzoekster] is naar het ziekenhuis vervoerd waar bleek dat sprake was van hersenletsel.
Op verzoek van [verzoekster] heeft een voorlopig getuigenverhoor plaatsgehad. Het proces-verbaal van dat verhoor is als productie 7 bij verzoekschrift overgelegd.