Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 april 2016 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijk geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft de aftrekbaarheid van hypotheekrente in de aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (ib/pvv) voor het jaar 2011. De belanghebbende had in zijn aangifte ten onrechte 100% van de hypotheekrente van zijn eigen woning in aanmerking genomen, terwijl de hypotheek voor 50% op naam van hem en zijn ex-partner stond. De rechtbank oordeelde dat de ex-partner economisch eigenaar was van de helft van de woning en dat de belanghebbende slechts recht had op aftrek van zijn eigen aandeel in de hypotheekrente. De rechtbank stelde vast dat de belanghebbende en zijn ex-partner in het onderhavige jaar niet voor fiscaal partnerschap hadden gekozen, waardoor de aftrek niet aan een van beiden kon worden toegedeeld. De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond en wees erop dat een overeenkomst tussen de belanghebbende en zijn ex-partner niet bindend was voor de inspecteur. De uitspraak benadrukt het belang van de fiscale regels omtrent eigenwoningbezit en de gevolgen van het ontbreken van fiscaal partnerschap.