In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 oktober 2016 uitspraak gedaan in een bodemzaak betreffende de intrekking van een bijstandsuitkering van eiseres, die sinds 30 augustus 2012 een bijstandsuitkering ontving. De intrekking vond plaats naar aanleiding van een anonieme tip dat eiseres niet alleen woonde. Het dagelijks bestuur van Werkplein Hart van West-Brabant had op 22 december 2015 besloten om de bijstandsuitkering van eiseres met ingang van 29 april 2015 in te trekken, en dit besluit werd bestreden door eiseres in twee afzonderlijke beroepsprocedures (zaaknummers 16/662 PW en 16/855 PW). Tijdens de zitting op 13 september 2016 in Breda, waar eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, werd het onderzoek ter zitting gevoerd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het dagelijks bestuur voldoende bewijs heeft geleverd voor de conclusie dat eiseres en haar medebewoner een gezamenlijke huishouding voerden. Dit werd onderbouwd door observaties, camerawaarnemingen en verklaringen van eiseres en haar medebewoner. De rechtbank oordeelde dat de besluitvorming van het dagelijks bestuur niet onzorgvuldig was en dat de intrekking van de bijstandsuitkering terecht was. Eiseres had haar inlichtingenplicht geschonden door de gezamenlijke huishouding niet te melden, waardoor zij onterecht bijstand had ontvangen.
De rechtbank verklaarde de beroepen tegen beide bestreden besluiten ongegrond, maar oordeelde wel dat het dagelijks bestuur in de proceskosten van eiseres moest worden veroordeeld, evenals het griffierecht in de zaak met procedurenummer 16/855 PW. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 3 oktober 2016.