In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen een besluit van de burgemeester van de gemeente Goes, waarbij hem een gebiedsverbod is opgelegd. Dit verbod, dat op 7 oktober 2015 is vastgesteld, houdt in dat eiser zich gedurende twaalf weken niet mag bevinden in het centrum van Goes. Eiser heeft aangevoerd dat de burgemeester de voornemenprocedure niet heeft gevolgd en dat het beleid niet kenbaar is gemaakt aan het publiek, waardoor hij niet in staat was zijn gedrag aan te passen. Tijdens de zitting op 12 augustus 2016 heeft eiser zijn standpunten toegelicht, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de burgemeester niet aanwezig was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de burgemeester op goede gronden heeft geconcludeerd dat eiser de openbare orde heeft verstoord door betrokken te zijn bij drugshandel. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder de claim van schadevergoeding en de niet-ontvankelijkheid van het beroep, zorgvuldig overwogen. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk is, maar dat de burgemeester terecht het gebiedsverbod heeft opgelegd. De rechtbank heeft de stelling van eiser dat de burgemeester geen beleidsregels heeft vastgesteld, verworpen, en benadrukt dat de burgemeester bevoegd was om het verbod op te leggen op basis van de Algemene plaatselijke verordening (APV).
De rechtbank heeft geconcludeerd dat het bestreden besluit in rechte stand houdt en heeft het beroep ongegrond verklaard. Het verzoek om schadevergoeding is afgewezen, omdat niet is voldaan aan de voorwaarden voor een onrechtmatig besluit. De uitspraak is gedaan door mr. W. Toekoen en is openbaar uitgesproken op 2 september 2016. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.