2.8.In de uit 2.8 aangehaalde Memorie van Toelichting wordt weliswaar gesproken over “ontvangen” vergoeding of verstrekking, maar er blijkt niet uit dat de wetgever zich heeft gerealiseerd dat voor vrijwilligers die niet in dienstbetrekking werkzaam zijn, niet het regime geldt van artikel 3.146 Wet IB in welk artikel het genietingsmoment van onder meer loon is bepaald. Desalniettemin acht de rechtbank het redelijk om voor de vraag of een beloning voor vrijwilligerswerk in een bepaald jaar het maximum van € 1.500 overschrijdt, aan te knopen bij het feitelijk door de vrijwilliger ontvangen bedrag. Daarbij neemt de rechtbank het volgende in aanmerking:
- de vrijwilligersregeling, die in 2006 in de wet is opgenomen, is geënt op de eerder bij besluit vastgestelde vrijwilligersregeling, naar blijkt uit de wetsgeschiedenis. In de Memorie van Toelichting is vermeld: “
De wijziging van artikel 3.96 van de Wet inkomstenbelasting 2001 houdt verband met de codificatie van de vrijwilligersregeling in de Wet op de loonbelasting 1964”,(MvT, Kamerstukken II 2005/06, nr. 30 306, nr. 3, p. 37).
- onderdeel 4 van deze “oude” vrijwilligersregeling (BNB 2004/211) luidde:
“Als een vrijwilliger in verband met door hem verricht vrijwilligerswerk uitsluitend een vergoeding ontvangt die (zowel per week als per jaar) niet hoger is dan de in punt 4 bedoelde toegestane bedragen, kan dus zonder nader onderzoek worden aangenomen dat deze vergoeding strekt tot bestrijding van uitgaven die de vrijwilliger in verband met het verrichten van de arbeid moet doen. Zoals in punt 3 is uiteengezet kan deze vergoeding daarom niet worden aangemerkt als loon voor de loonbelasting. Voor de heffing van de inkomstenbelasting kan ervan worden uitgegaan dat in de hier bedoelde vergoeding geen voordeel is gelegen dat tot het inkomen uit werk en woning is te rekenen.”
-de Hoge Raad heeft in zijn arrest van 30 juni 1999, ECLI:NL:HR:1999:AA2788 geoordeeld dat met (de voorganger van) deze vrijwilligersregeling om redenen van eenvoud en doelmatigheid een praktische regeling was gegeven die inhield dat met betrekking tot relatief geringe vergoedingen zonder nader onderzoek ervan kon worden uitgegaan dat de vergoeding slechts strekt tot bestrijding van kosten, zodat in die gevallen geen bron van inkomen aanwezig is. Er is geen enkele aanwijzing dat met de codificatie in de wet een wijziging op het punt van eenvoud en doelmatigheid is beoogd.- in de Wet LB staat dat de instellingen waarvoor vrijwilligers werken, jaarlijks aan de belastingdienst moeten renseigneren welke bedragen aan welke vrijwilligers zijn betaald. Van een eenvoudige en doelmatige regeling zou geen sprake meer zijn als de inspecteur bij zijn beoordeling of het normbedrag wordt overschreden, niet van die uitgekeerde bedragen uit zou mogen gaan maar zou moeten gaan beoordelen of die bedragen ook in het betreffende jaar belastbaar zouden zijn. - de tekst van artikel 3.96, onderdeel c, Wet IB laat een dergelijke uitleg toe nu daarin wordt aangesloten bij “het gezamenlijke bedrag van de vergoedingen en verstrekkingen” en niet bij “het resultaat”, berekend volgens de hoofdregel van artikel 3.95 Wet IB.