ECLI:NL:RBZWB:2016:4944
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Ontbindende voorwaarde in arbeidsovereenkomst en rechtsgeldigheid van beëindiging
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 augustus 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiseres en een gedaagde. De eiseres, werkzaam als Helpende Plus, was in dienst getreden bij de gedaagde, maar haar arbeidsovereenkomst werd door de gedaagde ontbonden op basis van een ontbindende voorwaarde die verband hield met het niet tijdig overleggen van een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG). De eiseres betwistte de rechtsgeldigheid van deze ontbinding en vorderde onder andere haar terugkeer in dienst en betaling van achterstallig salaris.
De kantonrechter oordeelde dat de ontbindende voorwaarde niet rechtsgeldig was, omdat deze afhankelijk was van het subjectieve oordeel van de werkgever en niet uitdrukkelijk schriftelijk was overeengekomen. De rechter stelde vast dat de gedaagde niet had voldaan aan de eisen van goed werkgeverschap door de eiseres niet tijdig te wijzen op de gevolgen van het niet overleggen van de VOG. Hierdoor was de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig beëindigd. De rechter wees de vorderingen van de eiseres toe, inclusief de betaling van achterstallig salaris en een dwangsom voor het niet naleven van het vonnis.
De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke schriftelijke afspraken in arbeidsovereenkomsten, vooral als het gaat om ontbindende voorwaarden, en de verplichtingen van werkgevers om werknemers tijdig te informeren over hun verantwoordelijkheden.