2.De feiten
De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende vaststaande feiten:
a. Met ingang van 13 augustus 2012 heeft [eiser] van [gedaagde] gehuurd de (horeca)bedrijfsruimte aan het adres [adres] . De aanvangshuur bedroeg € 72.000,- exclusief btw per jaar.
In een allonge bij de huurovereenkomst zijn partijen overeengekomen dat [gedaagde] een door een brouwerij te stellen bankgarantie van 3 maanden huur accepteert. In het geval echter dat op uiterlijk 13 augustus 2017 [eiser] niet heeft bewezen een goed huurder te zijn geweest, dan dient [eiser] de bankgarantie binnen 2 weken na genoemde datum te verhogen naar een garantie van 6 maanden huur.
Voordat de huurovereenkomst aanving heeft [eiser] op 30 mei 2012 van een zusteronderneming van [gedaagde] , [naam 1] ., de inventaris, goodwill en handelsnaam van het in de bedrijfsruimte geëxploiteerde eetcafé gekocht.
Tussen partijen is een geschil ontstaan over de koop- en huurprijs. [eiser] heeft
[naam 1] . en [gedaagde] , alsmede haar directeur [naam 2] gedagvaard om te verschijnen ter zitting van deze rechtbank, kamer voor kantonzaken, locatie Tilburg. In die procedure (zaak/rolnr. 3967829 CV EXPL 15-1969) heeft op 12 juni 2015 een comparitie van partijen plaatsgevonden. Vervolgens is de zaak verwezen naar de rol van 29 juli 2015 voor vonnis.
Na de comparitie hebben (de toenmalige advocaten van) partijen nog overleg gehad met het doel een minnelijke regeling te bereiken.
- per e-mail van 1 juli 2015 (09:52) schreef mr. [naam 4] namens [eiser] aan
mr. [naam 3] :
“
In opgemelde kwestie wachten partijen vonnis af.
Toch wil client een laatste voorstel doen om de zaak te laten voor wat deze is en verder te gaan.
Het navolgende is dan aan de orde:
Jaarhuur [naam 1] € 50.000 vanaf 1 juli 2015, steeds bij vooruitbetaling;
Huurcontract 5 jaar onder dezelfde voorwaarden als nu;
Geen borgstelling huur;
3 maanden huurvrij: juli aug sept 2015;
Procedure doorhalen, ieder eigen kosten.
Een jaarhuur van € 55.000 is eventueel bespreekbaar, mits een contante vergoeding van € 25.000 ineens wordt verstrekt door uw client aan de mijne.
Gaarne uw bericht.”
- Mr. [naam 3] antwoordde diezelfde dag per e-mail (11:08):
“
Uw voorstel is niet akkoord.
(…)
Wat cliënt betreft kan deze kwestie worden geregeld tegen de volgende voorwaarden:
Jaarhuur [naam 1] € 60.000 vanaf 1 juli 2015, steeds bij vooruitbetaling;
Huurcontract 5 jaar onder dezelfde voorwaarden als nu (waarbij de huidige overeenkomst dus met wederzijds goedvinden wordt beëindigd;
Geen borgstelling huur;
3 maanden huurvrij: juli aug sept 2015;
Procedure doorhalen, ieder eigen kosten.
(…)”
Op 8 juli 2015 werd door de kantonrechter bij vervroeging vonnis gewezen. De vorderingen van [eiser] om, kort gezegd, voor recht te verklaren dat de koop-, respectievelijk huurovereenkomst op terechte gronden werd vernietigd, althans de vernietiging van die overeenkomsten uit te spreken, en tot (terug-) betaling van de koopprijs en betaalde huurpenningen, althans tot betaling van een schadevergoeding, wees de kantonrechter af. In reconventie werd [eiser] veroordeeld tot betaling van
€ 1.500,- ter zake van contractuele boete wegens te late huurbetalingen.
In reactie op de hierboven genoemde e-mail van mr. [naam 3] schreef
mr. [naam 4] op 9 juli 2015 (16.04) aan haar en haar kantoorgenoot mr. [naam 5] :
“
Client accepteert het voorstel van pij dd 1 juli 2015 als door u (cq mr. [naam 3] ) gedaan.”
Mr. [naam 5] reageerde bij brief/e-mail van 14 juli 2015. Onder meer schreef hij:
“
Mijn cliënten stellen zich op het standpunt dat er door het vonnis van 8 juli jl. sprake is van een nieuwe situatie en daarmee ook het voorstel van 1 juli jl. is komen te vervallen. Cliënten (…) stellen dat zij aan het voorstel, welke reeds ook ter gelegenheid van de comparitie van partijen is overgebracht, de voorwaarde is verbonden dat het voorstel,voordat vonnis werd gewezen in deze procedure diende te zijn geaccepteerd. Kennelijk heeft uw cliënt nadat hij kennis heeft genomen van het vonnis van 8 juli jl. alsnog zijn zegeningen geteld en is daarom alsnog met grote spoed akkoord gegaan met het voorstel.”
Vervolgens werd door mr. [naam 5] een nieuw voorstel gedaan.
i. [gedaagde] heeft [eiser] op 3 november 2015 in rechte betrokken en gevorderd dat de huurovereenkomst werd ontbonden en [eiser] werd veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde en betaling van onder meer achterstallige huur.
De kantonrechter heeft bij vonnis van 20 april 2016 de huurovereenkomst ontbonden en [eiser] veroordeeld tot ontruiming binnen twee maanden na de betekening van dat vonnis. Tevens werd [eiser] veroordeeld tot betaling van € 29.522,41 wegens huurachterstand en € 7.580,70 per maand voor iedere maand vanaf 1 november 2015 tot 21 oktober 2016, contractuele boete, alsmede tot doorhaling van een ten laste van [gedaagde] gelegd conservatoir beslag. De vorderingen van [eiser] in reconventie, onder meer om voor recht te verklaren dat op 9 juli 2015 door acceptatie door [eiser] van de voorwaarden in de e-mail van 1 juli 2015 tussen partijen een geldige overeenkomst tot stand is gekomen, alsook de vorderingen strekkende tot herstel van gebreken aan het gehuurde, werden afgewezen. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard (zaak/rolnr. 4600336 CV EXPL 15-8864).
Het vonnis van 20 april 2016 werd op 29 april 2016 aan [eiser] betekend. In het betekeningsexploot werd tevens bevel gedaan om binnen 2 dagen een bedrag van in totaal € 50.664,44 te voldoen. Voorts werd de ontruiming van het gehuurde aangezegd tegen 5 juli 2016.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 4 mei 2016 tegen het vonnis van 20 april 2016 hoger beroep ingesteld.