In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 juli 2016, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Loon op Zand inzake haar aanspraak op hulp bij het huishouden onder de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) behandeld. Eiseres had eerder een indicatie voor 5 uur hulp per week, maar het college had in een nieuw besluit dit aantal verlaagd naar 2,5 uur. Eiseres stelde dat het college onvoldoende had onderzocht of zij met deze nieuwe indicatie voldoende werd gecompenseerd voor haar beperkingen.
De rechtbank oordeelt dat het college niet voldoende had aangetoond dat de zorgaanbieder, die verantwoordelijk is voor het vaststellen van het aantal uren hulp, adequaat had gehandeld. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak waarin het college was opgedragen om een nieuw besluit te nemen, omdat er geen adequaat onderzoek was gedaan naar de behoefte van eiseres aan hulp. De rechtbank concludeert dat het college opnieuw niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan en dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt het college op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt een voorlopige voorziening getroffen, waardoor eiseres recht blijft houden op 5 uur huishoudelijke zorg per week tot zes weken na de verzending van het nieuwe besluit. De rechtbank veroordeelt het college tot vergoeding van de proceskosten van eiseres en het griffierecht.