Uitspraak
1.De procedure
2.Het standpunt van de verdediging
3.Het standpunt van de officier van justitie
4.Het oordeel van de rechtbank
zo spoedig mogelijk doch uiterlijk twee jaar na de uitspraak in eerste aanleg).
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 20 juli 2016 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een verdachte die eerder op 15 oktober 2013 was veroordeeld voor overtredingen van de Opiumwet en de Wet voorkoming misbruik chemicaliën. De officier van justitie had ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel gevorderd, maar de rechtbank oordeelde dat de ontnemingsvordering niet tijdig was ingediend. De eerste ontnemingsvordering, gedateerd 18 september 2015, was weliswaar op tijd betekend, maar voldeed niet aan de wettelijke vereisten omdat deze niet aanhangig was gemaakt bij de rechtbank en er geen oproeping was gedaan. De tweede ontnemingsvordering, gedateerd 10 juni 2016, was te laat ingediend. De rechtbank concludeerde dat de officier van justitie niet-ontvankelijk was in de vordering, omdat de wettelijke termijn van twee jaar was overschreden zonder dat aan de vereisten van artikel 511b van het Wetboek van Strafvordering was voldaan. De rechtbank benadrukte het belang van rechtszekerheid voor de veroordeelde en de noodzaak om ontnemingsvorderingen voortvarend in te stellen.