ECLI:NL:RBZWB:2016:3865

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 juni 2016
Publicatiedatum
27 juni 2016
Zaaknummer
02-800758-15
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Struijs
  • A. Peters
  • J. Kroon
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag door verkeersdelict met voorwaardelijk opzet op de dood van een zwakke verkeersdeelnemer

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 juni 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 12 september 2015 in Tilburg met zijn auto een fietser heeft aangereden, waardoor deze is overleden. De verdachte reed met een snelheid tussen de 93 en 119 kilometer per uur, terwijl de maximumsnelheid op de Stokhasseltlaan 50 kilometer per uur was. Bovendien negeerde hij een rood verkeerslicht dat al 5,5 seconden op rood stond. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan doodslag, omdat hij zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij een dodelijk ongeval zou veroorzaken. De rechtbank achtte het voorwaardelijk opzet op de dood van de fietser bewezen, gezien de omstandigheden waaronder de verdachte reed, zoals de hoge snelheid en het negeren van verkeerslichten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaar en een rijontzegging van 10 jaar. Daarnaast was er een tweede feit, namelijk het bezit van een verboden wapen, waarvoor de verdachte ook schuldig werd bevonden. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar legde een zware straf op vanwege de impact van het delict op de slachtoffers en hun nabestaanden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/800758-15 en 09/058127-14 (vordering tenuitvoerlegging)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 28 juni 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1983 te [geboortedag] ,
thans verblijvende in de PI Vught, Lunettenlaan 501, Vught,
raadsvrouw mr. Bardoel, advocaat te Oss.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 juni 2016, waarbij de officier van justitie, mr. Snoeks, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, terzake dat:
1.
hij op of omstreeks 12 september 2015 te Tilburg opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet toen aldaar zijn personenauto zodanig bestuurd dat hij
-met een gelet op de verkeerssituatie ter plaatse (veel) te hoge snelheid, in elk geval met een hogere dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, op de openbare weg Stokhasseltlaan heeft gereden, en/of (daarbij)
-een van verkeerslichten voorziene kruising van de wegen Stokhasseltlaan en de Vlashoflaan (met die snelheid) is genaderd en niet of onvoldoende voor die kruising zijn voertuig heeft afgeremd, en/of
-met die snelheid, althans met nagenoeg onverminderde snelheid, in elk geval met te hoge snelheid, en terwijl het voor hem (als verkeersdeelnemer) geldende verkeerslicht reeds geruime tijd (ongeveer 5,5 seconden), althans enige tijd, rood licht uitstraalde, die kruising is opgereden en
-(vervolgens) daarbij met zijn personenauto tegen die [slachtoffer] is aangereden,
ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
art 287 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 september 2015 te Tilburg als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Volkswagen), daarmede rijdende over de weg, de Stokhasseltlaan,
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval in hoge, althans in aanzienlijke mate onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of onnadenkend en/of ondeskundig,
met dat motorrijtuig rijdende met een snelheid, gelegen tussen 93 kilometer per uur en 119 kilometer per uur, althans met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, in ieder geval met een gelet op de verkeerssituatie ter plaatse (veel) te hoge snelheid en naderend de kruising/splitsing van die weg, met de weg, de Vlashoflaan,
- niet voortdurend, althans niet voldoende zijn, verdachte's, aandacht te richten en/of gericht te houden op het zich vóór hem, verdachte, gelegen weggedeelte van die kruising/splitsing van wegen en/of op het zich aldaar bevindende overige verkeer, en/of
- geen gevolg te geven aan een in zijn, verdachte's, richting gekeerd, voor zijn, verdachte's, rijrichting bestemd, aldaar geplaatst/aangebracht (reeds gedurende 5,5 seconden, in elk geval geruime tijd) "rood licht" uitstralend, driekleurig verkeerslicht (aanduidende: "stop"), en/of
- niet, althans niet tijdig en/of niet voldoende, het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig af te remmen en/of tot stilstand te brengen, en/of - niet met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig uit te wijken, in ieder geval zonder voldoende en/of tijdig maatregelen te treffen teneinde een botsing/aanrijding te voorkomen met de bestuurster van een fiets, die, gezien zijn, verdachte's, rijrichting (vanaf die weg, de Vlashoflaan), doende was voormelde kruising/splitsing van wegen, middels een daartoe bestemde oversteekplaat
"van rechts naar links" over te steken,
doch, met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig, het kruisingsvlak van voormelde kruising/splitsing van wegen zowel te naderen als, met onverminderd(e) (hoge/aanzienlijke) snelheid op te rijden,
(mede) tengevolge waarvan hij, verdachte, in botsing/aanrijding is gekomen met de bestuurster van die fiets,
waardoor die bestuurster (genaamd: [slachtoffer] ) van die fiets, werd gedood,
zulks terwijl het feit (mede) werd veroorzaakt doordat hij, verdachte, toen daar een krachtens de Wegenverkeerswet 1994 vastgestelde maximumsnelheid van 50 kilometer per uur in ernstige mate heeft overschreden,
zijnde de terminologie in deze tenlastelegging, voor zover daaraan betekenis is gegeven, gebezigd in de zin van de Wegenverkeerswet 1994;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
2.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 12 september 2015 tot en met 13 december 2015 te Capelle aan den IJssel en/of Breda, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) wapen(s) van categorie I onder 7°, te weten een koolzuurgaswapen (CO2 type HK.45), zijnde (een) voorwerp(en) dat/die voor wat betreft zijn/hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde(n) met (een) vuurwapen(s), te weten het semi automatisch pistool Heckler & Koch type USP heeft overgedragen en/of gedragen en/of vervoerd en/of voorhanden heeft
gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 13 lid 1 Wet wapens en munitie

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht
ten aanzien van feit 1wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde doodslag. Er is sprake geweest van voorwaardelijk opzet bij verdachte. De officier van justitie acht daartoe onder meer redengevend het rijgedrag voorafgaand aan het ongeval. Verdachte is volgens de ritreconstructie vanaf de A58 over de Burgemeester Letschertweg in Tilburg gereden. Blijkens de getuigenverklaringen van [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] reed verdachte op de Burgemeester Letschertweg in Tilburg met zeer hoge snelheid en volgens [getuige 1] reed verdachte ook door rood licht. Dit wordt bevestigd door het technisch onderzoek, waaruit volgt dat verdachte meermalen door rood is gereden en met veel te hoge snelheid op de Burgemeester Letschertweg heeft gereden. Verdachte is vanaf de Burgemeester Letschertweg naar de kruising van de Stokhasseltlaan met de Vlashoflaan gereden, waar op de kruising het ongeval plaatsvond waarbij hij [slachtoffer] aanreed en zij om het leven kwam. De officier van justitie acht ook redengevend dat verdachte blijkens de logbestanden van de verkeersinstallatie bij de kruising op de Stokhasseltlaan door rood licht is gereden en de stopstreep met een snelheid van minimaal 93 en maximaal 119 kilometer per uur is gepasseerd, terwijl op de Stokhasseltlaan een maximumsnelheid gold van 50 kilometer per uur. Verdachte heeft de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij zijn auto niet tijdig tot stilstand kon brengen als een fietser zou oversteken door op de Stokhasseltlaan zo hard te rijden en door rood te rijden terwijl er ook nog sprake was van een nat wegdek door regen en verdachte blijkens zijn eigen verklaring niet goed kon waarnemen wat er op de weg gebeurde. Hij moet zich ook bewust geweest zijn van de verkeerssituatie ter plaatse en hij wist dat er een oversteekplaats was blijkens zijn eigen verklaring in het dossier. De officier van justitie heeft geconcludeerd dat verdachte voorafgaand en ten tijde van het ongeval onverschillig heeft gestaan tegenover de hem bekende aanmerkelijke kans dat hij een dodelijk ongeval zou kunnen veroorzaken. Het bekende Porsche-arrest doet hier geen opgeld nu verdachte een sterke verkeersdeelnemer was en de geraakte fietser een zwakke verkeersdeelnemer.
Feit 2acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen, gelet op de foto’s van het wapen op de telefoon van verdachte en zijn eigen verklaring dat het bij zijn partner aangetroffen wapen van hem was.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de onder
feit 1 primair ten lastegelegde doodslag en van het roekeloos rijgedrag dat onder
feit 1 subsidiairten laste is gelegd. De verdediging wijst daarbij op twee contra-indicaties voor de juistheid van de logbestanden van de verkeersregelinstallatie op de kruising Stokhasseltlaan / Vlashoflaan (hierna: ‘faselog’), terwijl de gegevens uit die bestanden redengevend zijn geweest voor de conclusie dat verdachte vlak voor het moment van de aanrijding te hard reed en door rood moet zijn gereden. In de eerste plaats is betoogd dat het tijdstip van de aanrijding niet vaststaat nu de getuigenverklaringen van [getuige 4] , [getuige 5] en [getuige 6] niet overeenkomen met het door de analyse van de faselog vastgestelde tijdstip van de aanrijding. Volgens de faselog zouden de getuigen [getuige 5] en [getuige 6] reeds ter plaatse moeten zijn geweest toen het ongeval gebeurde, maar deze getuigen hebben verklaard dat zij pas aan kwamen rijden nadat het ongeval al had plaatsgevonden. Er is naar de mening van de verdediging dus twijfel over het moment van de aanrijding en de daarop gebaseerde conclusies dat het verdachte moet zijn geweest die op dat moment te hard heeft gereden en door rood is gereden. In de tweede plaats is betoogd dat de ontruimingstijd op de kruising vanuit de richting van verdachte naar het slachtoffer volgens het proces-verbaal forensisch onderzoek verkeersregelinstallatie vier seconden zou moeten bedragen, terwijl uit de gegevens van de faselog zou blijken dat er slechts sprake is van een ontruimingstijd van 3,4 seconden. Gelet op deze contra-indicaties kan niet worden bewezen dat verdachte door rood is gereden en te hard heeft gereden. Verdachte heeft bovendien de hoge snelheid betwist en heeft aangegeven met een snelheid van maximaal 60 kilometer per uur te hebben gereden. Uit de botsproeven blijkt dat de botssnelheid maximaal 84 kilometer per uur was. Verdachte heeft niet geremd. Na onderzoek door de politie bleek dat er bij het ongeval sprake was van een remweg van 35,25 meter. Uit de overgelegde gegevens van Veilig Verkeer Nederland (hierna: VVN) blijkt dat bij een remweg van 34,25 meter er sprake is geweest van een snelheid tussen de 50 en 60 kilometer per uur. Dat verdachte harder heeft gereden dan de 60 kilometer per uur waarover hij heeft verklaard, kan niet worden bewezen. Feit 1 in de primaire variant en het roekeloos rijgedrag, zoals subsidiair is tenlastegelegd, kan derhalve niet worden bewezen. Nu verdachte wel 60 kilometer per uur heeft gereden en daarmee harder dan de maximum toegestane snelheid, heeft hij zich wel schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet.
Ten aanzien van feit 2refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1:
Verdachte reed op zaterdag 12 september 2015 omstreeks 19:45 uur in zijn personenauto (een Volkswagen Golf) op de Stokhasseltlaan te Tilburg en kwam op de kruising met de Vlashoflaan in botsing met een overstekende fietser. De fietser, de 14-jarige [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ), overleed ter plaatse. [1] De schouwarts stelde vast dat de vermoedelijke doodsoorzaak een hoog energetisch trauma was (onder andere een schedelbasisfractuur, een gebroken nek en gebroken ribben) ten gevolge van een verkeersongeval. [2]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het die avond schemerig en regenachtig was, waardoor, in combinatie met het privacyglas van zijn auto, zijn zicht werd beperkt en dat hij op de betreffende kruising naar links de Vlashoflaan inkeek en daar een auto stil zag staan. Hij heeft verklaard dat hij niet voor zich op de weg heeft gekeken. [3]
Naar aanleiding van het ongeval werd een onderzoek op de plaats van het ongeval uitgevoerd. Het verkeersongeval vond plaats op het kruispunt van de voor het openbaar verkeer openstaande wegen Stokhasseltlaan / Vlashoflaan, binnen de bebouwde kom van Tilburg. Aan de noord- en zuidzijde van de Vlashoflaan was een fietsers- en voetgangersoversteekplaats gesitueerd om de Stokhasseltlaan over te steken. Er heeft sporenonderzoek plaatsgevonden en daarin werden de rijrichtingen van de betrokkenen bij het ongeval vastgesteld. Verdachte is met zijn auto gereden over de westelijke rijbaan van de Stokhasseltlaan in de richting van de Heikantlaan. [slachtoffer] is op haar fiets de westelijke rijrichting van de Stokhasseltlaan overgestoken ter hoogte van de zuidelijke oversteekplaats. Het kruispunt was overzichtelijk, ook ter hoogte van de zuidelijke oversteekplaats waar [slachtoffer] met haar fiets is overgestoken. Het wegdek was nat en in goede staat. Het was dag (het tijdstip zonsondergang was die dag op die plaats 20.02 uur) en de verkeersinstallatie werkte naar behoren. De maximale snelheid voor bestuurders op de Stokhasseltlaan was 50 kilometer per uur. [4] Er is onderzoek gedaan aan de auto van verdachte. Uit dit onderzoek is gebleken dat er geen mechanische gebreken aan de auto waren die het ongeval mede zouden kunnen hebben veroorzaakt. [5]
Het kruispunt Stokhasseltlaan / Vlashoflaan is voorzien van een verkeersregelinstallatie (hierna: VRI) die met behulp van detectielussen het verkeersaanbod meet en op basis daarvan de verkeerslichten aanstuurt. De gegevens met betrekking tot de werking van de VRI zijn opgeslagen in een faselog. Met gebruikmaking van deze gegevens heeft de politie omtrent de toedracht van het ongeval het volgende vastgesteld. De eerste melding van het verkeersongeval bij de politie is gedaan om 19:47 uur. Uit de faselog, waarvan de tijdsaanduiding ongeveer anderhalve minuut voorloopt op de werkelijke tijd, blijkt dat om 19:47 uur er een verstoring is ontstaan in het normale verkeersbeeld door langdurige lusbezettingen die doorliepen tijdens groenfasen. Een dergelijke verstoring kan duiden op belemmering van een kruispunt, bijvoorbeeld vanwege een aanrijding. Om 19:47:30,7 uur is de detectielus bij de stopstreep voor het verkeerslicht, dat door verdachte is gepasseerd kort voor het ongeval, geactiveerd door een voertuig. Op dat moment stond het betreffende verkeerslicht al gedurende 5,5 seconden op rood. Op hetzelfde moment is een ander voertuig de stopstreep van de fietsersoversteekplaats gepasseerd. Het verkeerslicht voor deze fietsersoversteekplaats was op dat moment groen. Beide voertuigen kwamen tegelijkertijd aan op het conflictpunt. [6]
Met behulp van de gegevens uit de faselog en na aanvullende rijproeven is, met een mate van betrouwbaarheid van meer dan 99%, vastgesteld dat de snelheid van de personenauto die het rode licht heeft genegeerd, op het traject vanaf de eerste detectielus voor het kruispunt waar het ongeval heeft plaatsgevonden tot aan de stopstreep voor de verkeerslichten van datzelfde kruispunt, over een afstand van circa 48 meter, moet hebben gelegen tussen de 93 kilometer per uur en 119 kilometer per uur. [7]
Daarnaast zijn er remproeven gedaan. Daaruit is gebleken dat de maximale botssnelheid op basis van de vastgestelde remvertraging van de Volkswagen Golf 84 kilometer per uur bedroeg. Ook heeft er een schade-inpassing van de auto van verdachte en de fiets van [slachtoffer] plaatsgevonden. Qua hoogte kwamen de aangetroffen sporen niet overeen met elkaar. De sporen op de Volkswagen Golf waren circa vijf centimeter hoger afgetekend dan de positie van de framebuis van de fiets. Een dergelijk verschil is volgens de politie passend bij het scenario dat de Volkswagen Golf ten tijde van de botsing een remmende beweging maakte, waardoor de voorkant van het voertuig in een verlaagde stand stond. [8]
Op basis van voormelde bewijsmiddelen komt de rechtbank tot de volgende tussenconclusie:
- verdachte is op de kruising Stokhasseltlaan / Vlashofweg met zijn Volkswagen Golf in botsing gekomen met een fietser, [slachtoffer] , die als gevolg van die botsing is komen te overlijden;
- gelet op het tijdstip van de melding bij de politie in combinatie met het tijdstip van verstoring van het normale verkeersbeeld zoals blijkend uit de gegevens van de faselog, heeft het ongeval plaatsgevonden omstreeks 19.47 uur;
- in dezelfde minuut waarin de verstoring van het normale verkeersbeeld is gedetecteerd heeft blijkens de faselogbestanden een voertuig met een snelheid, gelegen ruim boven de toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur en terwijl het verkeerslicht voor dat voertuig al 5,5 seconden op rood stond, de stopstreep voor de kruising Stokhasseltlaan / Vlashoflaan gepasseerd;
- gelet op de overeenkomst tussen het tijdstip van het ongeval en het tijdstip van de snelheidsovertreding en de roodlichtnegatie kan het niet anders dan dat het verdachte is geweest die voorafgaande aan het ongeval met hoge snelheid en door rood licht de kruising is opgereden;
- [slachtoffer] is de voetgangers- en fietsersoversteekplaats overgestoken terwijl de verkeerslichten voor haar richting groen licht uitstraalden.
Het verweer van de verdediging, inhoudende dat getuigen andersluidend hebben verklaard over het tijdstip van de aanrijding en dat de ontruimingstijd blijkens de faselog onjuist, te weten op minder dan 4 seconden, was ingesteld, zodat het exacte tijdstip van de aanrijding en de daarop gebaseerde conclusies met betrekking tot de snelheid van verdachte en de roodlichtnegatie niet vaststaan, overweegt de rechtbank als volgt.
Uit voormelde bewijsmiddelen blijkt dat verdachte door rood is gereden op het moment dat het verkeerslicht voor hem al 5,5 seconden op rood stond en dat [slachtoffer] bij -voor haar- groen licht de Stokhasseltlaan is overgestoken. Gezien deze omstandigheden kan in het midden blijven of de ontruimingstijd juist was ingesteld. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de ontruimingstijd niet het uitgangspunt is geweest voor de vaststelling van het tijdstip van de aanrijding, maar het tijdstip van de melding bij de politie in combinatie met het tijdstip van verstoring van het normale verkeersbeeld zoals blijkend uit de faselog. Dat getuigen een ander tijdstip van de aanrijding hebben genoemd, vindt zijn weerlegging in voormelde, objectieve bewijsmiddelen. Datzelfde geldt voor de verklaring van verdachte dat hij niet harder dan 60 kilometer per uur en niet door rood reed; ook die stelling is niet te rijmen met de -objectieve- vaststelling uit het politieonderzoek, die de rechtbank als bewijsmiddel heeft overgenomen.
Ten aanzien van het verweer dat de gemeten remafstand van 34,25 meter past bij een gereden snelheid tussen de 55 en 60 kilometer per uur, overweegt de rechtbank dat uit het schade-inpassingsonderzoek blijkt dat verdachte al (kort) voor de aanrijding is begonnen met remmen en dat bovendien de remweg na een aanrijding, vanwege de impact die de aanrijding op de snelheid van het voertuig heeft, niet gelijkgesteld kan worden met de remweg zonder aanrijding, waar de verdediging vanuit is gegaan.
De verweren van de verdediging worden verworpen.
Is er sprake van doodslag?
Aan de rechtbank ligt de vraag voor of er wettig en overtuigend bewijs is voor doodslag, zoals primair is tenlastegelegd. Daartoe is vereist dat er bij verdachte sprake is geweest van opzet op de dood van het slachtoffer.
De rechtbank stelt voorop dat niet is gebleken dat verdachte de intentie heeft gehad om [slachtoffer] van het leven te beroven. Van opzet op de dood van het slachtoffer kan echter ook sprake zijn als men zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer komt te overlijden (voorwaardelijk opzet). Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Voor de vaststelling dat een verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan die aanmerkelijke kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen). Uit de enkele omstandigheid dat die wetenschap bij de verdachte aanwezig is dan wel bij hem moet worden verondersteld, kan niet zonder meer volgen dat hij de aanmerkelijke kans op het gevolg ook bewust heeft aanvaard, omdat in geval van die wetenschap ook sprake kan zijn van bewuste schuld.
Van degene die weet heeft van de aanmerkelijke kans op het gevolg, maar die ervan is uitgegaan dat het gevolg niet zal intreden, kan wel worden gezegd dat hij met (grove) onachtzaamheid heeft gehandeld maar niet dat zijn opzet in voorwaardelijke vorm op dat gevolg gericht is geweest.
Of in een concreet geval moet worden aangenomen dat sprake is van bewuste schuld dan wel van voorwaardelijk opzet op doodslag zal, indien de verklaringen van de verdachte en/of bijvoorbeeld eventuele getuigenverklaringen geen inzicht geven omtrent hetgeen ten tijde van de gedraging in de verdachte is omgegaan, afhangen van de feitelijke omstandigheden van het geval. Daarbij zijn de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht, van belang. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.(Vgl. o.a. HR 25 maart 2003, ECLI:NL:HR:2003:AE9049, NJ 2003, 552)
Voor wat betreft zeer gevaarlijke gedragingen in het verkeer heeft de Hoge Raad in een eerder arrest overwogen dat deze onder omstandigheden doodslag kunnen opleveren, met dien verstande dat in een geval waarin de gebezigde bewijsmiddelen nopen tot de gevolgtrekking dat de verdachte door zijn handelwijze ook zelf aanmerkelijk levensgevaar heeft gelopen, de rechter in zijn oordeel dient te betrekken dat – behoudens aanwijzingen voor het tegendeel – naar ervaringsregels niet waarschijnlijk is dat de verdachte de aanmerkelijke kans dat (bijvoorbeeld) een frontale botsing met een auto zal plaatsvinden, en hij als gevolg van zijn gedraging zelf het leven zal verliezen, eveneens op de koop toe neemt.
(Vgl. HR 15 oktober 1996, NJ 1997, 199; HR 5 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ1668, NJ 2006, 663)
Uit voormelde bewijsmiddelen blijkt dat verdachte op zaterdagavond omstreeks 19.47 uur binnen de bebouwde kom, zijnde een tijdstip waarop naar algemene ervaringsregels medeweggebruikers, waaronder ook “zwakke”, zoals fietsers en voetgangers, te verwachten zijn, en zijnde een plaats waar zich oversteekplaatsen voor die zwakke verkeersdeelnemers kunnen bevinden, met een snelheid, aanzienlijk hoger dan de toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, terwijl het verkeerslicht voor hem al 5,5 seconden rood licht uitstraalde en het schemerig en regenachtig was, waardoor naar eigen zeggen zijn zicht werd beperkt, en terwijl hij niet voor zich op de weg, maar naar links de Vlashoflaan in keek, de kruising van de Stokhasseltlaan met de Vlashoflaan is opgereden en op die kruising in botsing is gekomen met een fietser die op dat moment met voor haar groen licht op een fietsersoversteekplaats de weg overstak.
Dergelijk rijgedrag levert naar algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans op het overlijden van die fietser op.
De rechtbank ziet zich vervolgens gesteld voor de vraag of door verdachte deze kans ten tijde van de gedraging bewust is aanvaard (op de koop toe is genomen).
De rechtbank heeft uit de verklaringen van verdachte, zowel bij de politie als ter terechtzitting, slechts een zeer beperkt beeld kunnen krijgen van hetgeen in verdachte is omgegaan ten tijde van de hem verweten gedraging. De rechtbank zal zich dan ook voornamelijk moeten verlaten op de uiterlijke verschijningsvormen van die gedraging en de omstandigheden waaronder die heeft plaatsgevonden. In dat verband kent de rechtbank betekenis toe aan de wijze waarop verdachte zich voorafgaand aan het dodelijk ongeval in het verkeer heeft gedragen. Daartoe zijn de volgende bewijsmiddelen voorhanden.
Aan de hand van het MAC-adres van het bluetooth-systeem in de auto van verdachte en de bluetooth-registratiekasten van de VerkeersInformatieDienst (hierna: de VID) die langs de weg staan opgesteld is onderzoek gedaan naar het traject dat verdachte voorafgaand aan het ongeval heeft afgelegd. Geconstateerd is dat verdachte de betreffende dag heeft gereden over de Burgemeester Letschertweg, komende vanaf de A58 en gaande in de richting van de Stokhasseltlaan te Tilburg. De politie heeft op basis van de door de VID geregistreerde gegevens berekend dat verdachte over een afstand van 13,3 kilometer over de Burgemeester Letschertweg in Tilburg heeft gereden met een indicatief berekende snelheid gelegen tussen 113 kilometer per uur en 135 kilometer per uur. De ter plaatse toegestane maximumsnelheid bedroeg 80 kilometer per uur. [9]
Langs dit traject heeft hij 16 kruispunten, geregeld met verkeerslichten (VRI’s), gepasseerd. Uitgaande van de door de bluetooth-registratiekasten van de VID geregistreerde tijdstippen, waarop de auto van verdachte de betreffende registratiekasten is gepasseerd, zijn de logbestanden van die VRI’s onderzocht. Ter plaatse van 10 van die VRI’s (genummerd 123, 127, 128, 129, 131, 132, 133, 134, 135 en 144) werden opvallende afwijkingen van normaal verkeersgedrag waargenomen op de momenten waarop verdachte met zijn auto die VRI passeerde.
Verdachte heeft op die punten in alle gevallen de maximumsnelheid in ernstige mate overschreden. Hij heeft daarbij indicatief berekende snelheden bereikt tot maximaal 202 kilometer per uur. Daarnaast heeft hij tot vier maal toe een rood verkeerslicht genegeerd, waarbij in één geval het verkeerslicht al 9,2 seconden rood licht uitstraalde toen verdachte het passeerde.
Op 5 kruispunten (met VRI’s genummerd 117, 124, 125, 126 en 140) werden geen opvallende afwijkingen waargenomen.
Van één VRI werden als gevolg van een storing geen gegevens opgeslagen. [10]
Uit het vorenstaande leidt de rechtbank af dat verdachte, voordat hij de Stokhasseltlaan opreed, over de Burgemeester Letschertweg heeft gereden en daarbij meerdere keren door een rood verkeerslicht is gereden en de maximumsnelheid extreem fors heeft overschreden. Op een aantal kruispunten waar een VRI stond is verdachte, op het moment dat hij die moet zijn gepasseerd, niet in negatieve zin opgevallen. Hieruit trekt de rechtbank de conclusie dat verdachte zich op die plaatsen aan de verkeersregels heeft gehouden. Hij heeft de maximumsnelheid daar niet overtreden en is niet door rood licht gereden.
Gelet op het feit dat verdachte zich op andere delen van de Burgemeester Letschertweg niets gelegen heeft laten liggen aan de verkeersregels en hij na het tijdelijk terugbrengen van zijn snelheid deze ook telkens weer opnieuw verhoogde, is de conclusie gerechtvaardigd dat verdachte, daar waar hij zich wel aan de verkeersregels hield, niet uit vrije wil zijn rijgedrag heeft aangepast aan die verkeersregels, maar dat het verkeer op die plaatsen het kennelijk niet toeliet dat hij daar zijn rijgedrag handhaafde. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte, ondanks zijn extreem hoge snelheden en het meermalen rijden door rood licht, een aanrijding met een ander gemotoriseerd voertuig op de Burgemeester Letschertweg heeft willen voorkomen.
Op de kruising van de Stokhasseltlaan met de Vlashoflaan, waar het ongeval plaatsvond, heeft verdachte, zoals hij zelf heeft verklaard, naar links gekeken, teneinde zich ervan te vergewissen dat de auto die daar voor het verkeerslicht stond te wachten ook daar bleef staan op het moment dat verdachte de kruising op wilde rijden. Dit bevestigt voor de rechtbank dat verdachte, waar het ander gemotoriseerd verkeer betreft, gefocust is geweest op het voorkomen van een aanrijding en daarop zijn gedrag heeft aangepast. Dat ligt ook voor de hand, omdat een aanrijding onder dergelijke omstandigheden ook risico's voor de gezondheid van verdachte met zich zou meebrengen en de rechtbank ervan uit gaat dat verdachte zijn eigen leven niet in gevaar heeft willen brengen. Het vorenstaande leidt ertoe dat niet gezegd kan worden dat verdachte de kans op een aanrijding met een ander gemotoriseerd voertuig bewust heeft aanvaard.
Anders is dat waar het betreft een aanrijding met zwakke verkeersdeelnemers, zoals voetgangers of fietsers. Verdachte heeft, toen hij op zaterdag 12 september 2015 omstreeks 19:47 uur reed over de Stokhasseltlaan, welke straat is gelegen binnen de bebouwde kom, waar hij voetgangers- en fietsersoversteekplaatsen kon verwachten en waar hij gelet op het tijdstip, ook daadwerkelijk rekening moest houden met overstekende voetgangers of fietsers, zich nog steeds enkel gericht op het voorkomen van een aanrijding met overig gemotoriseerd verkeer. Net zoals op de Burgemeester Letschertweg heeft hij ook hier zijn rijgedrag slechts aangepast aan overig gemotoriseerd verkeer, daarbij de maximumsnelheid en verkeerslichten volkomen negerend. Op geen enkele manier heeft verdachte er blijk van gegeven een aanrijding met een zwakke verkeersdeelnemer, die voor hemzelf naar verwachting relatief beperkte gevolgen zou hebben, te hebben willen voorkomen. Het belang van deze verkeersdeelnemers is voor verdachte volkomen ondergeschikt geweest aan zijn eigen belang om te kunnen blijven racen. Door aldus te handelen heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank welbewust de aanmerkelijke kans op de koop toe genomen dat hij een overstekende fietser of voetganger zou scheppen, die daardoor zou komen te overlijden.
De rechtbank acht daarom de aan verdachte ten laste gelegde doodslag wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2:
Aangezien verdachte ten aanzien van feit 2 een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting van 14 juni 2016; [11]
- het rapport van het Regionaal Bureau Wet Wapens en Munitie; [12]
- het proces-verbaal van aantreffen van het wapen in de woning van de vriendin van verdachte. [13]
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1. primair
hijop
of omstreeks12 september 2015 te Tilburg opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers
heeft verdachte met dat opzet toen aldaar zijn personenauto zodanig bestuurd dat hij
-met een gelet op de verkeerssituatie ter plaatse
(veel
)te hoge snelheid,
in elk geval met een hogere dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 50 kilometer per uur,op de openbare weg Stokhasseltlaan heeft gereden, en
/of (daarbij
)
-een van verkeerslichten voorziene kruising van de wegen Stokhasseltlaan en de Vlashoflaan
(met die snelheid
)is genaderd en niet of onvoldoende voor die kruising zijn voertuig heeft afgeremd, en
/of
-
met die snelheid, althans met nagenoeg onverminderde snelheid, in elk gevalmet te hoge snelheid, en terwijl het voor hem (als verkeersdeelnemer) geldende verkeerslicht reeds geruime tijd (ongeveer 5,5 seconden),
althans enige tijd, rood licht uitstraalde, die kruising is opgereden en
-
(vervolgens
)daarbij met zijn personenauto tegen die [slachtoffer] is aangereden,
ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
2.
hij op een of meerdere tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 12 september 2015 tot en met 13 december 2015 te Capelle aan den IJssel
en/of Breda, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een
)wapen
(s)van categorie I onder 7°, te weten een koolzuurgaswapen (CO2 type HK.45), zijnde
(een
)voorwerp
(en)dat
/dievoor wat betreft zijn
/hunvorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde
(n)met
(een
)vuurwapen
(s), te weten het semi automatisch pistool Heckler & Koch type USP heeft overgedragen
en/of gedragenen
/ofvervoerd en
/ofvoorhanden heeft
gehad;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 8 jaren met aftrek van voorarrest en een onvoorwaardelijke rijontzegging voor de duur van 10 jaren met aftrek van de tijd dat verdachte zijn rijbewijs al kwijt is geweest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat, nu alleen overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, maar dan niet in de variant van roekeloos rijgedrag, en het verboden wapenbezit kan worden bewezen, voor de straf aansluiting moet worden gezocht bij de straffen die voor die feiten normaliter worden opgelegd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee misdrijven; doodslag op [slachtoffer] en verboden wapenbezit.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met de ernst van met name de doodslag, alsmede met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en met de straffen die doorgaans voor een soortgelijk feit worden opgelegd.
Verdachte is de kruising Stokhasseltlaan / Vlashoflaan genaderd en met een veel hogere snelheid dan daar was toegestaan door rood licht gereden. Daarbij heeft hij [slachtoffer] aangereden op haar fiets. [slachtoffer] is daardoor komen te overlijden.
Hoewel verdachte als automobilist juist ten aanzien van zwakke verkeersdeelnemers aandacht had moeten hebben voor de risico’s die hij door zijn rijgedrag veroorzaakte, is hij daarvoor volstrekt onverschillig gebleken. Het leed dat hij hierdoor heeft veroorzaakt, is zeer ingrijpend en onherstelbaar. Een onschuldig meisje met nog een leven voor zich is door toedoen van verdachte uit het leven weggerukt. De rechtbank rekent dit verdachte zeer zwaar aan.
Ter zitting heeft de moeder van [slachtoffer] verwoord wat het verlies voor haar en haar omgeving betekent. Ook de vader van [slachtoffer] heeft in zijn slachtofferverklaring uiting gegeven aan zijn verdriet.
Uit het Uittreksel justitiële documentatie komt naar voren dat verdachte zich in het verleden veelvuldig schuldig heeft gemaakt aan verkeersdelicten, waaronder talloze snelheidsovertredingen. Verdachte heeft ook meerdere rijontzeggingen opgelegd gekregen en liep zelfs nog in een proeftijd. Dit alles heeft verdachte er niet van weerhouden zijn levensgevaarlijk rijgedrag voort te zetten, met alle gevolgen van dien. De rechtbank acht dit ronduit stuitend en weegt dit zwaar mee in het nadeel van verdachte.
Verdachte heeft ter zitting aangegeven spijt te hebben en erg te lijden onder wat er gebeurd is. Dit zal de rechtbank in het voordeel van verdachte meewegen.
Het vorenstaande maakt dat naar het oordeel van de rechtbank slechts een forse gevangenisstraf passend is. Zij legt verdachte een gevangenisstraf op voor de duur van 6 jaren, met aftrek van het voorarrest. De straf voor het verboden wapenbezit is verdisconteerd in de voornoemde straf.
Het opleggen van een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen is daarnaast geboden om enerzijds recht te doen aan de ernst van het feit en om anderzijds de veiligheid van overige verkeersdeelnemers voor een lange periode te beschermen tegen verdachte. Derhalve zal de rechtbank aan verdachte opleggen de maximale ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, te weten een ontzegging voor de duur van 10 jaren, met aftrek van de tijd waarover het rijbewijs al ingenomen is geweest.

7.Het beslag

7.1
De teruggave aan de rechthebbende
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp aan [rechthebbende] , België, omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
7.2
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp aan verdachte, aangezien dit voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen.
7.3
De onttrekking aan het verkeer
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat dit voorwerp bij het onderzoek naar het tenlastegelegde feit is aangetroffen, terwijl dit voorwerp dient tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten, of tot de belemmering van de opsporing daarvan.
Dit voorwerp behoort aan verdachte toe en is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 maanden, die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de kantonrechter d.d. 23 juni 2014 onder parketnummer 09/058127-15, ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 36b, 36c, 36d, 57, 91 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 179a van de Wegenverkeerswet 1994 en de artikelen 13, 55, 56 en 60 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Feit 1 primair: Doodslag;
Feit 2: Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 6 jaren;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 10 jaren;
- bepaalt dat de tijd dat verdachte zijn rijbewijs al heeft ingeleverd in mindering wordt gebracht op de rijontzegging;
Beslag
- gelast de teruggave aan [rechthebbende] van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten de personenauto Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] (goednummer G1412898);
- gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een mobiele telefoon (Apple Iphone) (goednummer G1412917);
- verklaart aan het verkeer onttrokken het volgende voorwerp: een wapen Heckler en Koch 45 (vermoedelijk balletjespistool) (goednummer G1462246);
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 23 juni 2014 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 09/058127-14
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten
een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. Struijs, voorzitter, mr. Peters en mr. Kroon, rechters, in tegenwoordigheid van Schuurmans, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op
28 juni 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal wordt daarmee, tenzij anders vermeld, bedoeld het onderdeel van het eindproces-verbaal met dossiernummer 2015237783 van de politie Zeeland West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 205.
2.Het proces-verbaal overlijdensonderzoek en lijkschouw, opgenomen in de als bijlage bij het eindproces-verbaal gevoegde map dossier forensisch onderzoek verkeersongevallen achter tabblad 4, p. 3.
3.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 juni 2016.
4.Het proces-verbaal forensisch onderzoek plaats ongeval, doorgenummerd van 1 tot en met 22, opgenomen in de als bijlage bij het eindproces-verbaal gevoegde map dossier forensisch onderzoek verkeersongeval achter tabblad 2, p. 5, 7, 8, 19,
5.Het proces-verbaal voertuigonderzoek, doorgenummerd van 1 tot en met 25, opgenomen in de als bijlage bij het eindproces-verbaal gevoegde map dossier forensisch onderzoek verkeersongeval achter tabblad 3, p. 5 en 6.
6.Het proces-verbaal forensisch onderzoek verkeersregelinstallatie, doorgenummerd van 1 tot en met 27, opgenomen in de als bijlage bij het eindproces-verbaal gevoegde map dossier forensisch onderzoek verkeersongeval achter tabblad 5, p. 5, 7, 19 en 20.
7.Het proces-verbaal, zoals weergegeven onder voetnoot 6, p. 21 en 26.
8.Het proces-verbaal voertuigonderzoek, doorgenummerd van 1 tot en met 25, opgenomen in de als bijlage bij het eindproces-verbaal gevoegde map dossier forensisch onderzoek verkeersongeval achter tabblad 3, p. 12 en 23.
9.Het proces-verbaal forensisch onderzoek ritconstructie, opgenomen in de als bijlage bij het eindproces-verbaal gevoegde map dossier forensisch onderzoek verkeersongevallen achter tabblad 6, p. 14, 21 t/m 27.
10.Het onder voetnoot 9 genoemde proces-verbaal, p. 21 tot en met 47.
11.De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting van 14 juni 2016.
12.Het rapport van het Regionaal Bureau Wet Wapens en munitie, als losse bijlage gevoegd bij het eindproces-verbaal.
13.Het proces-verbaal, opgenomen op dossierpagina 186 e.v. van het eindproces-verbaal.