Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 mei 2016 uitspraak gedaan in een geschil over een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De belanghebbende, een huisarts, had zijn auto geparkeerd op een plek waar parkeerbelasting verschuldigd was, maar had geen geldig betaalbewijs. Hij stelde dat hij geen tijd had om een parkeerkaartje te kopen omdat zijn spreekuur was uitgelopen en hij te laat was voor een bespreking op het gemeentehuis. De rechtbank oordeelde dat deze omstandigheden geen uitzondering op de verplichting tot betaling van parkeerbelasting rechtvaardigen. Ook het argument dat hij een bordje in de auto had dat hij visite liep, wat niet waar bleek te zijn, werd door de rechtbank verworpen. De rechtbank benadrukte dat de wet geen ruimte biedt voor het achterwege laten van heffing op basis van redelijkheid en billijkheid. De heffingsambtenaar had de bewijslast dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, en aangezien vaststond dat de belanghebbende zonder geldig betaalbewijs had geparkeerd, werd de naheffingsaanslag in overeenstemming met de gemeentelijke verordening opgelegd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.