7.3Met betrekking tot houding- en gedragsaspecten heeft de staatssecretaris eiser verweten dat hij niet aan het onderzoek heeft meegewerkt, dat hij werk en privé niet goed gescheiden heeft gehouden, dat hij via zijn privéadres heeft gecorrespondeerd met belastingplichtigen, ook met belastingplichtigen die niet tot zijn werkpakket behoren, dat toonzetting en woordgebruik in de communicatie met belastingplichtigen niet altijd wenselijk zijn en dat zijn hulp aan belastingplichtigen vaak te ver gaat.
Naar het oordeel van de rechtbank bieden de stukken, waaronder de door de staatssecretaris bedoelde e-mailcorrespondentie met belastingplichtigen via zijn privéadres, voldoende steun aan het standpunt dat eiser op de verschillende, door de staatssecretaris beschreven manieren werk en privé niet goed gescheiden heeft gehouden. Dat eiser niet goed wist waarom hij een lijst moest verstrekken met de namen van degenen voor wie hij aangiftes verzorgde rechtvaardigt niet dat hij daar geen medewerking aan verleende. Dat de teamsecretaresse een rol speelde bij de totstandkoming van de visitekaartjes ontslaat eiser niet van zijn verantwoordelijkheid voor de door hem opgegeven tekst en de wijze van het daadwerkelijke gebruik van zijn privé-e-mailadres.
De gedragingen waarbij eiser werk en privé niet goed gescheiden heeft gehouden zijn door de staatssecretaris dan ook naar het oordeel van de rechtbank terecht aangemerkt als plichtsverzuim.
8. Met betrekking tot de vraag of de gedragingen hem kunnen worden toegerekend heeft eiser verwezen naar zijn zienswijze van 12 juni 2015, waar gesproken wordt over een ziekmelding van 9 oktober 2014, over familieomstandigheden, en waar de staatssecretaris verweten wordt dat geen onderzoek is ingesteld naar de toerekenbaarheid.
De rechtbank overweegt dat eiser zich ziek meldde geruime tijd ná de periode waarin de verweten gedragingen plaatsvonden, en dat eiser geen (medische) informatie heeft overgelegd waarin de staatssecretaris aanleiding had behoren te zien een onderzoek naar de toerekenbaarheid ten tijde van de gedragingen in te stellen. De rechtbank concludeert dat de gedragingen eiser zijn toe te rekenen.
9. De staatssecretaris was dan ook bevoegd om een disciplinaire maatregel te treffen.
10. Met betrekking tot de vraag of strafontslag niet onevenredig is aan het vastgestelde plichtsverzuim heeft de staatssecretaris terecht overwogen dat van eiser na een dienstverband van 39 jaar mag worden verwacht dat hij weet wat van hem verlangd wordt ter zake van het raadplegen van de systemen en het invullen van aangiften van derden. Dit geldt te meer nu eiser op 14 september 2010 een ondubbelzinnige waarschuwing heeft gekregen in verband met het ongeoorloofd raadplegen van de systemen, waarbij hem is meegedeeld dat herhaling van die gedraging een disciplinair traject tot gevolg kan hebben.
De staatssecretaris heeft voorts terecht bij de afweging betrokken dat eisers handelwijze schade kan toebrengen aan het aanzien van de Belastingdienst.
De staatssecretaris heeft vastgesteld dat eiser geen blijk heeft gegeven van inzicht in de onjuistheid van zijn handelen en de rechtbank stelt vast dat daar ook ter zitting niet van is gebleken.
De duur van de procedure geeft de rechtbank geen aanleiding strafontslag onevenredig te achten, te minder nu de opstelling van eiser en zijn gemachtigde niet heeft bijgedragen aan voortvarender besluitvorming.
Naar het oordeel van de rechtbank kon de staatssecretaris in redelijkheid gebruik maken van de bevoegdheid eiser strafontslag te verlenen.
11. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit in rechte stand kan houden. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.