Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
5.Proceskosten
6.Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 maart 2016, staat de rechtmatigheid van de crisisheffing 2013/2014 centraal. De belanghebbende, een B.V. gevestigd te [plaats X], heeft bezwaar gemaakt tegen de afgedragen loonbelasting over de jaren 2013 en 2014, waarbij de inspecteur van de Belastingdienst de bezwaren heeft afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld in het kader van de Algemene wet bestuursrecht en heeft vastgesteld dat de crisisheffing niet in strijd is met de wet of het gelijkheidsbeginsel. De rechtbank verwijst naar arresten van de Hoge Raad van 29 januari 2016, waarin is geoordeeld dat de crisisheffing voldoet aan de vereisten van 'lawfulness' en een legitiem doel dient. De rechtbank concludeert dat de crisisheffing niet leidt tot een buitengewone last voor de belanghebbende, aangezien deze in verhouding staat tot de totale loonsom. De rechtbank oordeelt dat de beroepen van de belanghebbende ongegrond zijn en dat de inspecteur terecht de afgedragen bedragen heeft gehandhaafd. De uitspraak is openbaar gemaakt op dezelfde dag, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.