ECLI:NL:RBZWB:2016:1298

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 maart 2016
Publicatiedatum
8 maart 2016
Zaaknummer
AWB 14_5880
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Disciplinaire ontslag wegens voortzetting strijdige nevenwerkzaamheden door ambtenaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 maart 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, werkzaam als personeelsconsulent bij Orionis Walcheren, en zijn werkgever, het dagelijks bestuur van Orionis. De eiser had een overgangstermijn gekregen om zijn strijdige nevenwerkzaamheden te beëindigen, maar heeft deze werkzaamheden voortgezet. De rechtbank oordeelde dat deze gedragingen aan te merken zijn als ernstig plichtsverzuim. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet heeft voldaan aan de verplichting om zijn nevenwerkzaamheden te beëindigen, ondanks de duidelijke instructies van zijn werkgever. De opgelegde disciplinaire straf van ontslag werd niet onevenredig geacht in verhouding tot de ernst van het plichtsverzuim. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en benadrukt dat de belangen van de werkgever in dit geval zwaarder wegen dan die van de eiser. De eiser had eerder toestemming gekregen voor nevenwerkzaamheden, maar deze toestemming was ingetrokken na een fusie, waarbij de werkgever de belangen van de organisatie moest beschermen. De rechtbank heeft ook overwogen dat de eiser onvoldoende heeft aangetoond dat hij zijn cliënten niet kon overdragen aan andere bureaus, en dat zijn persoonlijke omstandigheden niet zwaarder wegen dan de belangen van de organisatie. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 14/5880 AW

uitspraak van 4 maart 2016 van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [woonplaats eiser] , eiser,

gemachtigde: mr. B.I. van Dijk-van Vugt,
en

het dagelijks bestuur van Orionis Walcheren (Orionis), verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 22 augustus 2014 (bestreden besluit) van Orionis inzake het opleggen van de disciplinaire straf van ontslag.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 18 januari 2016. Deze zaak is gelijktijdig behandeld met de zaken met zaaknummers BRE 15/360 WW en BRE 15/202 WW. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Orionis heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S. van Loenhout, [naam vertegenwoordiger verweerder1] en [naam vertegenwoordiger verweerder2] .
Na de zitting heeft de rechtbank de uitspraaktermijn verlengd.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiser was als personeelsconsulent in dienst bij arbeidsintegratiebedrijf [bedrijfsnaam] . Bij besluit van 1 maart 2005 heeft de algemeen directeur van dit bedrijf, op grond van de toenmalige Arbeidsvoorwaardenregeling van de gemeente Middelburg, aan eiser toestemming verleend voor het oprichten van een eigen onderneming, die ten doel heeft om diensten te verlenen op het gebied van onder andere budgethulp, budgetbeheer en schuldhulp. Aan deze toestemming is een aantal voorwaarden verbonden.
[bedrijfsnaam] , de sociale dienst Walcheren en de kredietbank Walcheren zijn in 2012 opgegaan in de organisatie Orionis Walcheren. Als gevolg van deze fusie is eiser met ingang van 1 januari 2012 benoemd als ambtenaar in vaste dienst van Orionis. Eiser heeft sindsdien de nevenwerkzaamheden in zijn eigen onderneming voortgezet.
Bij besluit van 11 februari 2013 heeft Orionis de bij besluit van 1 maart 2005 verleende toestemming ingetrokken, in zoverre dat eiser geen (concurrerende) nevenwerkzaamheden binnen hetzelfde verzorgingsgebied als Orionis mag verrichten. Eiser heeft daarbij een overgangstermijn van twee maanden gekregen om de nevenwerkzaamheden te beëindigen.
Bij beslissing op bezwaar van 17 mei 2013 heeft Orionis volhard in zijn beslissing dat eiser binnen het verzorgingsgebied van Orionis geen nevenwerkzaamheden mag verrichten bestaande uit budgetbeheer, budgetbegeleiding en schuldhulpverlening. Het is eiser slechts toegestaan binnen dit verzorgingsgebied werkzaamheden uit hoofde van curatorschap en niet-WSNP-bewindvoering te verrichten, voor zover deze werkzaamheden niet worden uitgevoerd ten behoeve van medewerkers en klanten van Orionis. Eiser heeft een termijn van acht maanden gekregen (te rekenen vanaf 18 januari 2013) om de nevenwerkzaamheden die daarmee in strijd zijn, te beëindigen. Eiser is er door Orionis op gewezen dat hij zich schuldig maakt aan plichtsverzuim, indien hij nalaat voornoemde nevenwerkzaamheden binnen de overgangstijd te beëindigen.
Op 17 september 2013 heeft er een gesprek plaatsgevonden met eiser over de stand van zaken ten aanzien van zijn nevenwerkzaamheden. Eiser heeft tijdens dit gesprek verklaard dat hij er alles aan gedaan heeft om zijn cliënten over te dragen, maar dat het hem niet is gelukt. Hij kan zijn cliënten niet kwijt bij andere bureaus. Hij zou nog ongeveer 60 cliënten moeten overdragen.
Bij besluit van 19 september 2013 heeft Orionis eiser met onmiddellijke ingang geschorst, in het belang van de dienst. Daarnaast is aan eiser de toegang tot de gebouwen en terreinen van Orionis ontzegd, eveneens met onmiddellijke ingang.
Bij besluit van 1 november 2013 heeft Orionis de schorsing ingetrokken en aan eiser buitengewoon verlof verleend gedurende één maand. In die maand wordt eiser in de gelegenheid gesteld om zijn cliënten mee te delen dat zij zelfstandig verantwoordelijk zijn voor het vinden van een ander bureau. Eiser dient zijn cliënten op de hoogte te stellen van bureaus die hetzelfde werk verrichten als zijn eigen onderneming en zijn cliënten daarnaar te verwijzen, aldus Orionis. In dit besluit is verder aangegeven dat als eiser niet voldoet aan deze verplichting, Orionis van plan is om eiser ontslag te geven wegens plichtsverzuim. Daarnaast gaat Orionis ervan uit dat eiser hem op de hoogte houdt van zijn vorderingen.
Bij brief van 15 november 2013 heeft eiser aan Orionis uitgelegd waarom het hem niet is gelukt om zijn cliënten bij een ander bureau onder te brengen. Eiser heeft aangegeven dat hij zijn diensten aan de betreffende cliënten niet kan beëindigen.
Bij brief van 11 december 2013 heeft Orionis aan eiser laten weten dat hij van plan is om eiser disciplinair ontslag te verlenen wegens ernstig plichtsverzuim, met onmiddellijke ingang. Subsidiair is Orionis van plan om eiser ontslag te verlenen wegens ongeschiktheid. Eiser is in de gelegenheid gesteld om zijn zienswijze op dit voornemen naar voren te brengen. Eiser heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt.
Bij uitspraak van deze rechtbank van 13 februari 2014 heeft de rechtbank het beroep van eiser tegen de beslissing op bezwaar van 17 mei 2013 ongegrond verklaard (ECLI:NL:RBZWB:2014:890). Eiser heeft geen rechtsmiddelen ingesteld tegen deze uitspraak, zodat deze in rechte vaststaat.
Bij besluit van 28 februari 2014 (primair besluit) heeft Orionis eiser met onmiddellijke ingang disciplinair ontslag verleend wegens ernstig plichtsverzuim. Subsidiair heeft Orionis eiser ontslag verleend wegens ongeschiktheid.
Bij het bestreden besluit heeft Orionis de bezwaren van eiser tegen het primaire besluit, onder verwijzing naar het advies van zijn bezwarencommissie, ongegrond verklaard
2. Orionis stelt zich in het bestreden besluit, samengevat, op het volgende standpunt. Op grond van de uitspraak van de rechtbank van 13 februari 2014 rustte op eiser de rechtsplicht om de strijdige nevenwerkzaamheden te beëindigen binnen een termijn van acht maanden. Eiser heeft de strijdige nevenwerkzaamheden niet beëindigd. Daarmee staat vast dat eiser heeft gehandeld in strijd met een op hem rustende rechtsplicht. Eiser heeft zich schuldig gemaakt aan ernstig plichtsverzuim. Niet is gebleken dat dit plichtsverzuim niet aan eiser is toe te rekenen. Eiser heeft er niet alles aan gedaan om de strijdige nevenwerkzaamheden te beëindigen. Orionis was bevoegd om eiser disciplinair te straffen. De opgelegde straf van disciplinair ontslag is niet onevenredig aan de aard en de ernst van het plichtsverzuim. De belangen van Orionis wegen in dit geval zwaarder dan de belangen van eiser. Eisers beroep op het gelijkheidsbeginsel kan niet slagen. Nu de primaire ontslaggrond in stand kan blijven, wordt de subsidiaire ontslaggrond buiten beschouwing gelaten.
3. Eiser voert in beroep, samengevat, het volgende aan. Hij mocht de gerechtvaardigde verwachting hebben dat hij na de fusie zijn eigen bedrijf zou kunnen blijven continueren. Verder bleek het niet mogelijk om zijn klanten elders onder te brengen. Het plichtsverzuim kan niet aan eiser worden toegerekend. Het disciplinair ontslag staat niet in verhouding tot de hem verweten gedraging. Orionis heeft geen rekening gehouden met eisers belangen. Ook is Orionis nooit bereid geweest om samen met eiser naar een oplossing te zoeken. Eiser doet een beroep op een aantal algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
4. Artikel 16:1:1 van de Arbeidsvoorwaardenregeling van Orionis Walcheren (Arbeidsvoorwaardenregeling) luidt als volgt:
1. De ambtenaar die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt dan wel bij herhaling aanleiding geeft tot toepassing te zijnen aanzien van maatregelen van inhouding, beslag of korting, als bedoeld in de tweede titel van de Ambtenarenwet, kan deswege disciplinair worden gestraft.
2. Plichtsverzuim omvat zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van iets dat een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
Op grond van artikel 8:13 van de Arbeidsvoorwaardenregeling kan als disciplinaire straf aan de ambtenaar ongevraagd ontslag verleend worden.
Artikel 16:1:5 van de Arbeidsvoorwaardenregeling luidt als volgt:
De straf, behalve die van schriftelijke berisping, wordt niet ten uitvoer gelegd zolang zij niet onherroepelijk is geworden, tenzij bij de strafoplegging onmiddellijke tenuitvoerlegging is bevolen.
5. Ter beoordeling van de rechtbank ligt het disciplinair ontslag van eiser voor.
6. De rechtbank stelt vast dat Orionis eiser disciplinair heeft ontslagen omdat hij zich schuldig zou hebben gemaakt aan ernstig plichtsverzuim. De rechtbank dient eerst te beoordelen of de aan eiser verweten gedragingen voldoende vast zijn komen te staan.
Uit de voornoemde uitspraak van deze rechtbank van 13 februari 2014 volgt dat Orionis de verleende toestemming voor het verrichten van (bepaalde) nevenwerkzaamheden heeft kunnen intrekken, en dat eiser tot 18 september 2013 de tijd had om deze werkzaamheden te beëindigen. Tussen partijen is niet in geding dat eiser zijn inmiddels verboden nevenwerkzaamheden heeft voortgezet. Deze voortzetting heeft zelfs voortgeduurd na de in het besluit van 1 november 2013 genoemde periode van één maand.
Eiser heeft een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel. Volgens eiser mocht hij de gerechtvaardigde verwachting hebben dat hij na de fusie zijn eigen bedrijf zou kunnen blijven continueren. De rechtbank overweegt dat dit punt thuishoort bij de beoordeling of Orionis de verleende toestemming heeft mogen intrekken. De rechtbank heeft zich hier al over uitgelaten in de uitspraak van 13 februari 2014, en deze beroepsgrond verworpen. Zoals reeds overwogen staat deze uitspraak in rechte vast. Eisers beroep op het vertrouwensbeginsel kan in zoverre in deze procedure dan ook geen rol meer spelen.
Het disciplinaire ontslag is gegrond op de omstandigheid dat eiser zijn strijdige nevenwerkzaamheden heeft voortgezet. Eiser heeft dit erkend. Eiser heeft zich dus niet gehouden aan het hem opgelegde verbod om bepaalde nevenwerkzaamheden te verrichten. Deze gedraging is aan te merken als ernstig plichtsverzuim.
7. De volgende vraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is of het plichtsverzuim aan eiser is toe te rekenen.
Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat het plichtsverzuim niet aan hem kan worden toegerekend. Eiser heeft in dit kader aangevoerd dat hij zijn klanten niet kwijt kan bij een ander bureau in de regio.
Naar het oordeel van de rechtbank wist eiser dat hij de strijdige nevenwerkzaamheden diende te beëindigen en was hij ook in staat om overeenkomstig dit inzicht te handelen. De omstandigheid dat hij ervoor heeft gekozen om die nevenwerkzaamheden niet te staken, omdat hij vond dat hij een zorgplicht had tegenover zijn klanten, maakt niet dat hij niet in staat was om de nevenwerkzaamheden te beëindigen. Nu niet is gebleken dat deze gedraging eiser niet kan worden toegerekend, was Orionis bevoegd om hem een disciplinaire straf op te leggen.
8. De rechtbank staat vervolgens voor de vraag of de opgelegde straf van ontslag onevenredig is aan de aard en de ernst van het gepleegde plichtsverzuim.
De rechtbank heeft in haar uitspraak van 13 februari 2014 al geoordeeld dat de (strijdige) nevenwerkzaamheden van eiser ten minste de schijn van belangenverstrengeling opleveren. In zoverre vormden de nevenwerkzaamheden van eiser een onaanvaardbaar risico voor Orionis. Orionis heeft er dan ook een groot belang bij dat eiser die nevenwerkzaamheden zou staken.
Eiser heeft aangevoerd dat er geen rekening is gehouden met zijn persoonlijke belangen. Hij heeft daarbij gewezen op het feit dat de aanleiding voor de intrekking van de toestemming volledig buiten zijn invloed lag. Daarnaast zou eiser zich geconfronteerd zien met een groot verlies van inkomen als hij bepaalde nevenwerkzaamheden zou moeten afstoten. Ook heeft eiser aangevoerd dat zijn cliënten zich al in een kwetsbare positie bevinden, en dat hij tegenover hen contractuele verplichtingen heeft. Ten slotte heeft eiser gewezen op zijn lange dienstverband, zijn leeftijd en (in verband daarmee) zijn slechte positie op de arbeidsmarkt.
Zoals de rechtbank reeds in haar meergenoemde uitspraak van 13 februari 2014 heeft overwogen is bij het intrekken van de toestemming al in voldoende mate rekening gehouden met (in ieder geval een deel van) eisers belangen. Zo heeft hij (uiteindelijk) een overgangsperiode van acht maanden gekregen om de werkzaamheden te beëindigen, en heeft hij na het verstrijken van die termijn nog een maand buitengewoon verlof gekregen om zijn cliënten hierover te informeren. Ten aanzien van het beroep van eiser op zijn contractuele verplichtingen stelt de rechtbank allereerst vast dat eiser slechts één pagina van een overeenkomst heeft overgelegd, waarvan hij stelt dat deze door hem wordt gebruikt. De volledige inhoud van de overeenkomst is ieder geval onvoldoende inzichtelijk gemaakt. Daarnaast heeft eiser geen pogingen ondernomen om (al dan niet in overleg met zijn cliënten) de door hem aangegane overeenkomsten te beëindigen, of onderzoek gedaan naar de mogelijkheden daarvan. De rechtbank respecteert eisers keuze om zich te willen blijven inzetten voor een kwetsbare groep cliënten, maar dit levert geen reden op om zijn belangen zwaarder te laten wegen dan de belangen van Orionis.
Gelet op de aard van het plichtsverzuim en eisers volharding daarin, is de rechtbank van oordeel dat de opgelegde straf van ontslag niet onevenredig is.
9. Voor zover eiser nog een beroep heeft gedaan op het gelijkheidsbeginsel, overweegt de rechtbank dat er geen sprake is van gelijke gevallen. In de door eiser genoemde zaken is niet gebleken van een intrekking van de toestemming van het verrichten van nevenwerkzaamheden, zoals dit bij eiser aan de orde is. Het beroep van eiser kan op dit punt dan ook niet slagen.
10. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Toekoen, voorzitter, en mr. R.P. Broeders en mr. F.P.J. Schoonen, leden, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2016.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.