ECLI:NL:RBZWB:2016:123

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 januari 2016
Publicatiedatum
11 januari 2016
Zaaknummer
AWB 15_3908
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewet-uitkering en geschil over arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV van 1 mei 2015, waarbij zijn Ziektewet (ZW)-uitkering per 12 januari 2015 is beëindigd. De rechtbank heeft op 7 januari 2016 uitspraak gedaan in deze zaak. Eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. M. Akça-Altun, heeft aangevoerd dat het UWV ten onrechte zijn uitkering heeft beëindigd en dat zijn beperkingen niet correct zijn vastgesteld. Tijdens de zitting op 27 november 2015 in Breda is eiser verschenen, samen met een tolk in de Turkse taal. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser 52 weken arbeidsongeschikt is geweest en dat het UWV terecht heeft beoordeeld of hij in staat was om met algemeen geaccepteerde arbeid meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. De rechtbank heeft de medische rapportages van de verzekeringsartsen en bezwaarverzekeringsartsen van het UWV beoordeeld en geconcludeerd dat de vastgestelde beperkingen niet te gering zijn. Eiser heeft geen medische informatie overgelegd die zijn klachten kan objectiveren. De rechtbank heeft de belastbaarheid van eiser vastgesteld op basis van de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 24 oktober 2014. De rechtbank heeft ook het arbeidskundig onderzoek van het UWV beoordeeld en geconcludeerd dat de geduide functies binnen de belastbaarheid van eiser vallen. Eiser heeft geen onderbouwing gegeven voor zijn stelling dat zijn belastbaarheid in de geduide functies wordt overschreden. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat het UWV op goede gronden de ZW-uitkering heeft beëindigd en heeft het beroep ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 15/3908 ZW

uitspraak van 7 januari 2015 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], te [woonplaats], eiser,

gemachtigde: mr. M. Akça-Altun,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 1 mei 2015 (bestreden besluit) van het UWV inzake zijn aanspraak op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 27 november 2015. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger1]. Tevens is ter zitting verschenen [naam tolk], tolk in de Turkse taal.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiser is werkzaam geweest als montage medewerker voor 40 uren per week. Vanaf 1 februari 2012 had eiser een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Eiser heeft zich op 12 december 2013 ziek gemeld wegens klachten en beperkingen van psychische aard. Het UWV heeft aan eiser een ZW-uitkering toegekend.
Bij besluit van 1 december 2014 (primair besluit) heeft het UWV na een zogeheten Eerstejaarsbeoordeling de ZW-uitkering beëindigd met ingang van 12 januari 2015.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 18 december 2014 bezwaar gemaakt.
Bij het thans bestreden besluit zijn de bezwaren van eiser ongegrond verklaard.
2. In geschil is of het UWV terecht de ZW-uitkering van eiser heeft
beëindigd per 12 januari 2015.
3. Eiser verwijst allereerst naar hetgeen is aangevoerd in de bezwaarfase. Verder stelt eiser dat de FML niet is vastgesteld in overstemming met zijn beperkingen. Belangrijke beperkingen op het gebied van zowel lichamelijke als persoonlijk en sociaal functioneren zijn ten onrechte niet meegenomen. Alle geduide functies zijn te belastend voor eiser. Het bestreden besluit is voorts op arbeidskundige gronden onjuist. Het besluit is tot slot in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
4. De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft en 52 weken arbeidsongeschikt is geweest heeft deze recht op ziekengeld als hij:
- ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 én
- slechts in staat is ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur met algemeen geaccepteerde arbeid waartoe hij met zijn krachten en bekwaamheden in staat is (artikel 19aa, eerste lid, en artikel 19ab, derde lid, van de ZW).
De mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek (artikel 19ab, eerste lid, van de ZW).
5. Niet in geschil is dat eiser 52 weken arbeidsongeschikt is geweest. Dit betekent dat het UWV terecht ook heeft beoordeeld of eiser in staat is met algemeen geaccepteerde arbeid meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. Bij een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35% bestaat er geen recht meer op een ZW-uitkering.
6.1
Het verzekeringsgeneeskundig onderzoek is verricht door een verzekeringsarts en een bezwaarverzekeringsarts van het UWV.
De verzekeringsarts heeft eiser gezien op het spreekuur en het dossier bestudeerd. De verzekeringsarts heeft gerapporteerd dat eiser snel boos is en de neiging heeft om agressief te reageren. Er is sprake van lusteloosheid, beperkte zelfverzorging, teruggetrokken gedrag en sociale isolatie. Eiser is angstig. De verkregen medische informatie van de behandelaar spreekt over cumulatieve negatieve levensgebeurtenissen en agressieregulatie problematiek bij een zich miskend voelende maar goedwillende man met een negatief zelfbeeld en dwangmatigheid met neiging tot perfectionisme. Er wordt gesproken over een depressieve stoornis (eenmalige episode matig) en een angststoornis (NAO). De GAF-score is 54. Het behandeldoel/vorm is psychofarmaca en dagactivering. Er is sprake van een hoge mate van lijdensdruk en passiviteit, slachtoffergedrag. Concentratie, aandacht en geheugen lijken gedurende het spreekuur niet gestoord. Eiser staat naar het oordeel van de verzekeringsarts niet open voor behandeling anders dan medicatie. De verzekeringsarts stelt dat het een lastige overweging is daar eiser enerzijds isolerend gedrag vertoond, de zelfverzorging te wensen laat en hij snel boos wordt. Anderzijds is het juist belangrijk dat eiser wordt geactiveerd, geheel passend binnen zijn behandelvorm waarin juist wordt gesproken van dagactivering. Voorgaande maakt volgens de verzekeringsarts dat eiser belastbaar wordt geacht met beperkingen ten aanzien van de psychische belastbaarheid en werken in de nachtdienst. Eiser dient ontzien te worden qua sterke tijdsdruk en eiser dient niet teveel blootgesteld te worden aan conflicterende functie-eisen (tempo versus zorgvuldigheid en veiligheid). Er dient rekening gehouden te worden met verminderde conflicthantering en een verhoogd afbreukrisico waardoor eiser geen grote verantwoordelijkheden kunnen worden opgelegd. Klant/patiëntcontact moet worden vermeden. Eiser moet kunnen terugvallen op een leidinggevende.
De verzekeringsarts heeft de beperkingen en de belastbaarheid van eiser neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 24 oktober 2014.
De bezwaarverzekeringsarts heeft de beschikbare medische gegevens, waaronder de door eiser ingebrachte informatie van de psycholoog [naam psycholoog] van 7 augustus en 9 december 2014 bestudeerd. Tevens heeft de bezwaarverzekeringsarts eiser gezien op de hoorzitting en aansluitend een medisch onderzoek verricht. Voorts heeft de bezwaarverzekeringsarts nadere informatie ingewonnen bij de [naam therapeut], therapeut. De bezwaarverzekeringsarts heeft gerapporteerd dat hij het standpunt van eiser dat er serieuze lichamelijke afwijkingen zijn als gevolg van nek en rughernia niet kan volgen, nu eiser hierover in de vorige gesprekken in het primaire traject niet over heeft geklaagd. Er is geen behandeling voor deze klachten en bij lichamelijk neurologisch onderzoek en oriënterend onderzoek van het bewegingsapparaat zijn geen afwijkingen geconstateerd. De bezwaarverzekeringsarts schat de belastbaarheid van het bewegingsapparaat in als ‘normaal’. Eiser heeft ook fysiek belastend werk gedaan en is niet uitgevallen met fysieke klachten. Ook volgt de bezwaarverzekeringsarts eiser niet in de stelling dat hij volledig arbeidsongeschikt zou zijn vanwege psychische klachten. Eiser heeft tot zijn ontslag gewoon gewerkt, ondanks zijn privéproblematiek. Hervatten in arbeid zal voor eiser een psycho-hygiënische betekenis hebben, niet werken houdt de klachten in stand. Er is geen reden voor een ander verzekeringsgeneeskundig oordeel per datum in geding.
6.2
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Op grond van de beschikbare gegevens moet naar het oordeel van de rechtbank worden aangenomen dat de verzekeringsartsen bij eiser niet te geringe medische beperkingen hebben vastgesteld. Met name blijkt uit de rapportages van de verzekeringsartsen dat zij op de hoogte waren van de door eiser gestelde klachten, waaronder zijn psychische klachten. Daarnaast hebben de verzekeringsartsen de informatie uit de behandeld sector meegenomen in hun beoordeling.
De rechtbank heeft gelet op het vorenstaande geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. Daarbij is in aanmerking genomen dat eiser door de bezwaarverzekeringsarts lichamelijk is onderzocht en de bezwaarverzekeringsarts geen afwijkingen aan het bewegingsapparaat heeft vastgesteld. Daarnaast is door eiser is ook geen medische informatie overgelegd waaruit de door hem gestelde lichamelijke klachten medisch zijn te objectiveren zijn.
Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in de FML van 24 oktober 2014.
7.1
Het arbeidskundig onderzoek is verricht door een arbeidsdeskundige en een bezwaararbeidsdeskundige van het UWV.
Rekening houdend met de FML heeft de arbeidsdeskundige een arbeidsmogelijkhedenlijst opgesteld met voor eiser geschikte functies.
De bezwaararbeidsdeskundige heeft na eigen onderzoek geconcludeerd dat eiser voor één van de geduide functies niet voldoet aan de opleidingseis. De overige geduide functies passen binnen de belastbaarheid van eiser. De bezwaararbeidsdeskundige heeft eiser in ieder geval geschikt geacht voor de functies van Magazijn, expeditiemedewerker (Sbc-code 111220), Productiemedewerker machinaal inpakken (eenvoudige machines bedienen (Sbc-code 111175), Productiemedewerker textiel, geen kleding (Sbc-code 272043), Productiemedewerker hout- en bouw (Sbc-code 111173) en Medewerker tuinbouw (Sbc-code 111010). De bezwaarverzekeringsarts stelt het arbeidsongeschiktheidspercentage vast op 3,03%
7.2
De rechtbank heeft de belasting van de geduide functies vergeleken met de FML en heeft daarbij de toelichting betrokken die de arbeidsdeskundigen hebben gegeven bij de mogelijke overschrijdingen van de belastbaarheid. De rechtbank is er voldoende van overtuigd dat de belastbaarheid van eiser in deze functies niet wordt overschreden.
Eiser heeft enkel aangevoerd dat zijn belastbaarheid in de geduide functies wordt overschreden. De rechtbank overweegt hierover dat door eiser deze stelling niet is onderbouwd. Daarom zal de rechtbank ervan uitgaan dat de hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Eiser heeft voorts gesteld dat ten onrechte geen urenbeperking is aangenomen gelet op zijn psychische beperkingen. Ook deze beroepsgrond faalt. Daarbij wijst de rechtbank op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 9 januari 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BG9617. Volgens deze uitspraak is voor een urenbeperking pas aanleiding indien met het stellen van beperkingen op andere onderdelen van de FML niet op voldoende wijze aan de door het UWV erkende problemen van de betrokkene tegemoet gekomen kan worden. Hiervan is de rechtbank op basis van de beschikbare medische informatie niet gebleken.
Ter zitting is door eiser nog gesteld dat het arbeidsongeschiktheidspercentage niet juist is, nu voor de berekening is uitgegaan van de functie van meubelstoffeerder (Sbc-code: 272030). Met het UWV is de rechtbank van oordeel dat uit de rapportage van de bezwaararbeids-deskundige duidelijk blijkt dat deze functie is komen te vervallen. Bij de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage is deze functie ook niet gehanteerd, zodat eisers beroepsgrond faalt.
7.3
Op basis van de inkomsten die eiser hiermee zou kunnen verwerven, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank ziet geen aanleiding om deze conclusie onjuist te achten. Nu er pas recht op ZW bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV op goede gronden de ZW-uitkering beëindigd per 12 januari 2015.
8. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
9. Nu het beroep ongegrond wordt verklaard, ziet de rechtbank geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M. Zandbergen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 januari 2016.
de griffier is buiten staat
de uitspraak te ondertekenen rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.