Op 25 februari 2016 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiser en de Sociale Verzekeringsbank (SVB) over de hoogte van de kinderbijslag die de eiser ontvangt voor zijn in Marokko woonachtige kinderen. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van de SVB van 29 juli 2015, waarin de SVB de hoogte van de kinderbijslag vanaf het vierde kwartaal van 2014 had aangepast. De eiser stelde dat hij recht had op kinderbijslag per het eerste kwartaal van 2013 en dat de uitleg van het Nederlands-Marokkaans Verdrag en de Algemene kinderbijslagwet (AKW) onjuist was geweest, wat leidde tot een onrechtmatige korting op de kinderbijslag.
Tijdens de zitting op 21 januari 2016 heeft de rechtbank de feiten en omstandigheden van de zaak onderzocht. De SVB had eerder, op 22 maart 2013, de hoogte van de kinderbijslag aangepast aan het kostenniveau van Marokko, maar de eiser had hiertegen geen rechtsmiddelen aangewend. De rechtbank oordeelde dat de SVB niet verplicht was om een eerder genomen besluit te herzien met terugwerkende kracht, en dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een herziening rechtvaardigden. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit van de SVB in rechte standhield.
De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 25 februari 2016, en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.