In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 januari 2016 uitspraak gedaan over de rechtmatigheid van een aanslag gebruiksretributie opgelegd aan belanghebbende door de heffingsambtenaar van het waterschap Scheldestromen. De aanslag, die betrekking had op het jaar 2014, bedroeg € 2.249,97 en was opgelegd voor het gebruik van zoetwater. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de heffingsambtenaar heeft de aanslag gehandhaafd. Hierop heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar de aanslag heeft opgelegd op basis van de Retributieverordening zoetwatervoorziening Tholen en Sint Philipsland. In de verordening wordt het begrip 'gebruik' gedefinieerd als 'het nut van het stelsel van voorzieningen als inlaat- en meetmiddelen, filtersystemen, gemalen, stuwen en leidingen ten behoeve van de aan- en doorvoer van zoetwater in het watersysteem'. De rechtbank oordeelt dat dit gebruik niet valt onder de definitie van 'gebruik' zoals bedoeld in artikel 115 van de Waterschapswet. De rechtbank concludeert dat het waterschap zijn bevoegdheid tot heffing van rechten heeft overschreden door een recht te heffen ter zake van het 'nut' van de voorzieningen, en verklaart de verordening onverbindend.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar en de aanslag, en gelast de heffingsambtenaar om het teveel geheven griffierecht van € 286 aan belanghebbende te retourneren. Tevens dient de heffingsambtenaar het griffierecht van € 45 aan belanghebbende te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.