ECLI:NL:RBZWB:2016:1063
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de rechtbank inzake ontslag van een ambtenaar na beëindiging detachering bij Europese School
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 februari 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, aangesteld door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), en de minister zelf. De eiser was gedetacheerd aan een Europese School, maar zijn detachering werd beëindigd vanwege langdurige ziekte en het vervallen van de detacheringsmogelijkheid. De rechtbank heeft zich eerst gebogen over de vraag of zij bevoegd was om van het geschil kennis te nemen. Na enkele overwegingen heeft de rechtbank zich bevoegd geacht. De minister verleende eiser eervol ontslag op grond van gewichtige redenen, maar eiser betwistte dit en stelde dat de minister zich onvoldoende had ingespannen om hem te herplaatsen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister, na beëindiging van de detachering, geen passende werkzaamheden voor eiser beschikbaar had en dat de minister niet het verwijt kon worden gemaakt dat hij zich onvoldoende had ingespannen voor herplaatsing. Eiser had zelf ook niet adequaat gereageerd op de aangeboden terugkeerbegeleiding. De rechtbank concludeerde dat de gronden van eiser niet slagen en dat het bestreden besluit in stand kon blijven. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van de minister als werkgever en de rechten van de ambtenaar in het kader van ontslagprocedures.