Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
- De aankoop van het schip is gefinancierd met Duitse leningen en subsidies die op Duitsland betrekking hebben.
- Het schip stond in een Duits scheepsregister ingeschreven met een Duitse haven als thuishaven.
- De binnenvaartonderneming was ingeschreven op een Duits adres.
- Een Duitse autoriteit heeft een rijnvaartverklaring voor het schip afgegeven (een rijnvaartverklaring behoort door een staat alleen te worden afgegeven voor een schip met een reële band met die staat; zie onderdeel 5.6 van de conclusie van A-G Van Ballegooijen voor HR 6 december 2011, ECLI:NL:HR:BQ2938).
- In de rijnvaartverklaring staat als ‘Plaats van teboekstelling of thuishaven’ een Duitse haven vermeld.
- De enige opdrachtgever van belanghebbende was een Duitse bevrachter.
- Belanghebbende was bij deze Duitse bevrachter in dienst voordat hij zijn binnenvaartonderneming startte.
- De administratie – waaronder het betalen van facturen – werd gedaan door een Duits kantoor.
- Besprekingen met de Duitse bevrachter en het Duitse (administratie)kantoor vonden in Duitsland plaats.
- Belanghebbende stelde voor zijn binnenvaartonderneming Duitse jaarrekeningen op.
- Belanghebbende is in Duitsland in de inkomstenbelastingheffing betrokken voor zijn inkomsten uit de binnenvaartonderneming.
5.Immateriëleschadevergoeding
6.Proceskosten
7.Beslissing
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar doch slechts voor zover ze betrekking hebben op de premieheffing;
- vermindert zowel de aanslag 2003 als de aanslag 2005 verder tot een berekend naar een premie-inkomen van nihil;
- vermindert de beschikkingen heffingsrente dienovereenkomstig;
- veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 2.500;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 974;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: