Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[bedrijfsnaam],
1.Het procesverloop
2.De feiten
- [verzoeker] is per 27 oktober 2014 voor de bepaalde duur van één jaar als chauffeur in dienst getreden bij [verweerster] . Zijn basisloon bedroeg laatstelijk € 2.166,84 bruto per
- Op de arbeidsovereenkomst is de cao voor het beroepsgoederenvervoer over de weg (nader “de cao”) van toepassing.
- Met uitzondering van de periode medio maart 2015 tot eind mei 2015, is [verzoeker] voornamelijk ingezet op ritten naar het Ruhrgebied in Duitsland.
- [verzoeker] heeft zich herhaaldelijk kritisch uitgelaten over onder meer de rittenplanning en de wijze van verloning. Op zijn initiatief is door de Stichting VNB (FNV) onderzoek ingesteld naar de naleving van de cao door [verweerster] .
- Op 10 juni 2015 is [verzoeker] wegens een medische aandoening (klacht van de luchtwegen) uitgevallen voor het eigen werk. Na enige strubbelingen over - de passendheid van - passend vervangend werk heeft [verzoeker] vanaf 18 juni 2015 vervangende werkzaamheden voor [verweerster] verricht.
- Op of omstreeks 25 juni 2015 heeft [verzoeker] een medische behandeling ondergaan. In het rapportageformulier spreekuur van bedrijfsarts [bedrijfsarts] van 15 juni 2015 is de verwachting uitgesproken, dat [verzoeker] na die behandeling gedurende circa
- Nadat [verzoeker] op 2 juli 2015 niet op het werk verscheen, is per 6 juli dan wel 8 juli 2015 een loonstop toegepast. [verzoeker] is daarover geïnformeerd bij email van 8 juli 2015.
- Op 10 juli 2015 is [verzoeker] schriftelijk aangezegd, dat zijn arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet zal worden verlengd en derhalve zal eindigen per 26 oktober 2015.
- Op 13 juli 2015 heeft [verzoeker] het eigen werk hervat.
- Op 20 juli 2015 is [verzoeker] niet om uiterlijk 04.30 uur vertrokken voor een rit naar Duitsland. Die dag is hem schriftelijk als volgt bericht: “
- Op 31 juli 2015 is [verzoeker] op staande voet ontslagen. In de ontslagbrief van die datum wordt hem als volgt verweten: “
- [verzoeker] heeft tegen het hem gegeven ontslag geprotesteerd, aanvankelijk bij eigen mailbericht van 2 augustus 2015 en nadien ook bij brief van zijn gemachtigde van
3.Het verzoek
4.Het verweer
5.De beoordeling
Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad draagt [verweerster] in dat geval de bewijslast van het ongeoorloofd zijn van het werkverzuim. Zij dient in beginsel te bewijzen dat [verzoeker] arbeidsgeschikt was. Onder omstandigheden kan reden zijn voor een andere verdeling van de bewijslast.
daarvan - in de nacht daaraan voorafgaand te overnachten in of nabij Eindhoven, niet als redelijk of strijdig met wet en/of cao zou kunnen of moeten worden aangemerkt, is niet aannemelijk (gemaakt). Niet is gebleken dat [verzoeker] op enig moment is toegezegd, dat hij tijdens ritten als chauffeur voor [verweerster] niet meer zou hoeven overnachten. Dat [verzoeker] in de periode van medio maart 2015 tot eind mei 2015 feitelijk geen overnachtingen heeft gemaakt maakt dat niet anders, nu voldoende is toegelicht, dat dit een tijdelijke situatie betrof, omdat [verzoeker] toen werd ingezet op dagritten binnen Nederland. De mail van 26 maart 2015 waaraan [verzoeker] in dit verband refereert ziet op die situatie.