2.2.Ter verdere uitvoering van het project heeft [A BV] met [B BV] (hierna: [B BV]) - een vennootschap waarin [C] indirect een 100%-belang hield - op 16 april 2004 een participatieovereenkomst afgesloten. In deze participatieovereenkomst is, onder meer, het volgende bepaald:
“
PARTICIPATIEOVEREENKOMST
De ondergetekenden:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [[A BV]]., gevestigd en kantoorhoudende te [plaats X] aan [adres], te dezen
rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar directeur, [B], hierna te
noemen: [A BV];
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [[B BV]], gevestigd en kantoorhoudende te [plaats X] aan [adres], te dezen rechtsgeldig
vertegenwoordigd door haar directeur, [C], hierna te noemen:
[[B BV]];
partijen nemen in aanmerking het navolgende:
a. [A BV] heeft in het verleden in eigendom verworven twee percelen
gelegen te [plaats Y], [gemeente Y]. Op één der percelen is thans het
voormalig gemeentehuis van [plaats Y] gelegen. Inmiddels zijn de percelen
heringedeeld en thans kadastraal bekend als: [gemeente Z], Sectie f,
nummer 2218 respectievelijk nummer 2219. Zoals partijen bekend, heeft
[A BV] met betrekking tot voornoemde percelen een ontwikkelingsplan
gemaakt welk ontwikkelingsplan niet uitgevoerd kon worden. Verwezen wordt
naar het schrijven namens [A BV] aan [D BV] d.d. 28
november 2003.
b. [A BV] heeft voormelde percelen (gedeeltelijk) gefinancierd met vreemd
vermogen. Terzake is door Van Lanschot Bankiers te ‘s-Hertogenbosch een
geldlening verstrekt van (afgerond) € 1.590.000 (f 3.500.000). Ter zake van
deze geldlening is gevestigd een eerste hypotheek ter grootte van € 1.590.000
(f 3.500.000) te vermeerderen met rente en kosten tot een bedrag van afgerond € 635.000 (f 1.400.000).
c. Nu [C] beschikt over de nodige kennis en nu zijn
beleggingsmaatschappij de besloten vennootschap [E BV]
de mogelijkheid bood om over voldoende middelen te beschikken ten
behoeve van voornoemd ontwikkelingsplan zijn partijen bij elkaar te rade
gegaan om te bezien of een participatie mogelijk zou zijn.
d. Naar aanleiding van onderhandelingen heeft [E BV] een
aanbod gedaan op grond waarvan [A BV] tot een participatieovereenkomst wenste te komen. Voornoemd aanbod is vervat in het bijgesloten geparafeerde
schrijven [D BV] d.d. 19 december 2003. Wegens
hem moverende redenen wenst [C] althans [E BV]
uiteindelijk [A BV] verzocht te kunnen participeren
middels de besloten vennootschap [B BV]. [A BV] heeft met
voormeld verzoek ingestemd.
e. Bij de totstandkoming van de overeenkomst hebben partijen het doel om
gezamenlijk een ontwikkeling te realiseren waarbij het voormalige
gemeentehuis wordt gesloopt en een 48-tal appartementen met parkeerfaciliteit
word (rechtbank: wordt) opgericht waarbij van de zijde van [[B BV]] onder andere de nodige financiële middelen worden verstrekt. De voorwaarde om deze financiële
middelen te verstrekken, te weten de goedkeuring van de gemeenteraad van de
[gemeente Y] met betrekking tot de wijzigingen in het kerndorpenplan op
29 januari, is inmiddels vervuld.
dat partijen derhalve het volgende zijn overeengekomen:
Artikel 1 Wijze van participatie