Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van 22 december 2015 van de meervoudige kamer in de zaak tussen
de vereniging Sportvisserij Zuidwest-Nederland, te Drimmelen, eiseres,
de Kamer voor de Binnenvisserij, verweerder.
V.O.F. Visserijbedrijf [naam belanghebbende] en haar vennoten [naam belanghebbende] en [naam belanghebbende], te Nieuw‑Beijerland,
de Staat der Nederlanden (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland), te Zwolle.
Procesverloop
Overwegingen
de rechtbank begrijpt: de goedkeuring) voorschriften had moeten verbinden als bedoeld in artikel 22, tweede lid, van de Visserijwet 1963 om een duurzame bevissing te waarborgen, dan wel met het oog op de belangen van derden, waaronder die van eiseres, als bedoeld in het derde lid van dit artikel.
thans: goedkeuring) uitsluitend weigeren indien de voorgenomen vergunninguitreiking (
thans: schriftelijke toestemming) geen basis kan vormen voor een, uit visserijkundig oogpunt, verantwoord gebruik van het viswater. In lijn met de uitspraak van de AbRS van 29 augustus 2007 (ECLI:NL:RVS:2007:BB2513) overweegt de rechtbank dat dit betekent dat de gevraagde goedkeuring dient te worden geweigerd, indien door de voorgenomen bevissing de visstand in een gebied onaanvaardbaar zou worden aangetast.