3.1Als gesteld en niet of niet voldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de niet weersproken inhoud van de overgelegde producties, staan de volgende feiten in rechte tussen partijen vast:
[gedaagde] heeft op 22 mei 2013 een boven en ondergebit laten maken bij [naam 2] . De vordering ter zake de daarvoor verschuldigde kosten is door cessie overgedragen aan [eiseres 1] . [eiseres 1] heeft d.d. 30 mei 2013 aan [gedaagde] een rekening gestuurd voor het niet door de zorgverzekeraar van [gedaagde] vergoede deel van de kosten, zijnde een bedrag van € 311,54. [gedaagde] heeft dat bedrag betaald op 14 augustus 2013. Het kenmerk van die factuur is 19.97105.010009265.
Eén van de onderdelen van die factuur betrof een post Techniek/Materiaalkosten. Het totaal daarvoor in rekening gebrachte bedrag was € 690,00, waarvan € 517,50 werd vergoed, zodat € 172,50 resteerde als door [gedaagde] te betalen.
In september 2014 heeft op initiatief van de zorgverzekeraar van [gedaagde] een correctie van voormelde post plaatsgevonden. Als gevolg daarvan is op 11 september 2014 door [eiseres 1] het bedrag van € 172,50 teruggestort naar de bankrekening van [gedaagde] .
Twee maanden later, op 13 november 2014 heeft [eiseres 1] een nieuwe factuur aan [gedaagde] gestuurd voor de post Techniek/Materiaalkosten. Die factuur heeft een nieuw nummer, 99.97105.017838192. In die factuur is als totaal bedrag van de kosten vermeld een bedrag van € 676,30, waarvan € 507,22 is vergoed, zodat een bedrag van € 169,08 resteerde, dat voor rekening van [gedaagde] kwam. Op de factuur is vermeld dat betaling dient plaats te vinden voor 13 december 2014.
Op 18 december 2014 heeft [eiseres 1] aan [gedaagde] een betalingsherinnering gestuurd, met het verzoek het bedrag van € 169,08 binnen 7 dagen te betalen, met de mededeling dat hij, bij niet betaling binnen die termijn formeel in verzuim verkeert.
Op 29 december 2014 heeft [eiseres 1] aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd tot betaling van het bedrag van € 169,08 binnen een termijn van 14 dagen, aanvangend twee dagen na dagtekening van de brief, waarbij is meegedeeld dat bij niet-betaling vóór 15 januari 2015 een bedrag van € 40,00 ter zake incassokosten in rekening wordt gebracht.
Op 9 januari 2015 heeft [gedaagde] telefonisch contact opgenomen met [eiseres 1] , om uitleg te vragen.
Op 22 januari 2015 heeft [gedaagde] een e-mail naar [eiseres 1] gestuurd met de volgende inhoud:
“U stuurt mij een aanmaning waar ik niets van af weet. Ik ken uw firma omdat ik daar op 14 augustus 2013 € 311,54 aan betaald heb i.v.m. een nieuw kunstgebit. Dit betreft nummer 1997105010009265.”
Eveneens op 22 januari 2015 heeft [eiseres 1] een aanmaning gestuurd voor een bedrag van €209,52, zijnde het notabedrag van € 169,08 verhoogd met € 40,00 incassokosten en wettelijke rente.
Per e-mail van 23 januari 2015 heeft [eiseres 1] de e-mail van [gedaagde] beantwoord en daarin onder meer meegedeeld:
“Op 30-5-2013 hebben wij u een nota 1997105010009265 verzonden. Op 11-09-2014 heeft een correctie plaatsgevonden van € 172,50. Ronde deze datum hebben wij dit bedrag ook terug gestort op uw IBAN nummer.
Omdat er een correctie heeft plaatsgevonden hebben wij u op 13-11-2014 een nieuwe nota verstuurd. Op deze nota wordt het gecorrigeerde bedrag in rekening gebracht.
Omdat wij geen betaling ontvingen, stuurden wij u op 18-12-2-14 een eerste herinneringsbrief. Op 29-12-2014 stuurden wij u nogmaals een herinneringsbrief om aan te geven dat u nog 14 dagen had om te betalen.
Wij willen u vragen om het openstaande bedrag van € 209,52 voor 30-01-2015 over te maken op IBAN nummer NL97ABNA0627000800 onder vermelding van het notanummer.”
Gedagtekend 2 februari 2015 heeft [gedaagde] een aanmaning van [naam 1] ontvangen voor het bedrag van € 209,52, waarin hij wordt gesommeerd dit uiterlijk op 12 februari 2015 te betalen.
Naar aanleiding hiervan heeft [gedaagde] op of omstreeks 5 februari 2015 contact opgenomen met [naam 1] , waarna hem, op zijn verzoek, uitstel van betaling is verleend tot 5 maart 2015.
Op 20 februari 2015 heeft [gedaagde] het bedrag van € 169,08 betaald.
Gedagtekend 24 februari 2015 heeft [naam 1] [gedaagde] gesommeerd het resterende bedrag van € 40,62 uiterlijk 6 maart 2015 te betalen.