Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[verzoekster 1] ,
[verzoekster 2] ,
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter zich gebogen over de vraag of een werknemer, die voor 1 januari 2003 in dienst is getreden bij een horecaonderneming, recht heeft op een zondagtoeslag. De werknemer, aangeduid als verzoekster 1, heeft een verzoek ingediend op basis van artikel 96 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, waarin zij stelt dat zij recht heeft op een toeslag voor het werken op zondag, ondanks de wijzigingen in de collectieve arbeidsovereenkomst (CAO) die per 1 augustus 2012 zijn ingegaan. De werkgever, aangeduid als verzoekster 2, heeft betoogd dat de zondagtoeslag niet meer van toepassing is voor werknemers die na 1 januari 2003 in dienst zijn getreden, en dat de overgangsregeling uit de CAO 2003 niet meer geldt.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de CAO 2012-2013 bepaalt dat individuele schriftelijk vastgelegde afspraken van kracht blijven, ongeacht of deze voortvloeien uit eerdere CAO's. De rechter heeft geoordeeld dat de overgangsregeling, die de werkgever verplichtte om werknemers die voor 1 januari 2003 in dienst waren, te compenseren, kan worden gekwalificeerd als een individuele afspraak. De rechter heeft geconcludeerd dat verzoekster 1 recht heeft op de zondagtoeslag, omdat de werkgever geen overleg heeft gevoerd over de wijziging van de arbeidsvoorwaarden en de toezegging om de zondagtoeslag te blijven uitkeren niet is ingetrokken.
De kantonrechter heeft de vraag of verzoekster 1 recht heeft op de zondagtoeslag bevestigend beantwoord en vastgesteld dat de andere vragen in het verzoekschrift niet aan de orde zijn. De proceskosten zijn vastgesteld op € 115,00, terzake vastrecht. Dit vonnis is gewezen door mr. P.L. Kerkhofs, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 16 december 2015.